zondag 18 oktober 2015

18 oktober, terug in Leeuwarden

Onze aankomst beschreven in de Leeuwarder Courant van 20 october 1815. Bron: KB, Delpher.nl

Geachte lezers van mijn Dagverhaal,

En zo is er dan een einde gekomen aan mijn reis naar Frankrijk. We zijn allen, uitgezonderd de ongelukkige jager Schmit, veilig teruggekeerd in Leeuwarden, van waaruit we op 13 Julij waren vertrokken. Met grote blijdschap drukken wij onze dierbare familie en vrienden, die wij zo lang hebben moeten missen, aan onze borst.
De dag na onze aankomst is onze Compagnie officieel ontbonden. Ons vaandel wordt op het Gouvernementshuis aan de Tweebaksmarkt gedeponeerd. Onze welwillende vorst, koning Willem I, verleent alle leden van onze Compagnie op 12 maart 1818 een zilveren Eremedaille. Deze is aan de voorzijde gegraveerd met de tekst 'Voor koning en vaderland' en aan de keerzijde draagt de medaille het wapen van de provincie Friesland.
Ik ben heel trots op dit blijk van waardering en wat ik na Waterloo voor vorst en vaderland heb kunnen betekenen. Nu ga ik terug naar mijn woonplaats Sondel en dan is het volgende week weer aan het werk bij de rechtbank in Sneek.

Ik dank alle lezers voor het volgen van mijn blog en hun blijken van instemming en waardering voor wat ik onderweg heb meegemaakt en heb opgeschreven.

Het ga u allen goed!

Bavius van Hylckama

dinsdag 13 oktober 2015

13 oktober, het einde is in zicht

Bericht in de Leeuwarder Courant van 13 oktober 1815. Bron: Delpher.nl

Beste lezers,

En hier stopt dan mijn Dagverhaal. De reis van Deventer tot de aankomst in Leeuwarden moet ik u helaas onthouden, want die heb ik niet meer genoteerd. Het spijt me dat ik u, geëerde lezer, moet teleurstellen.
Op 18 oktober zal ik voor degenen onder u die daartoe interesse heeft, verslag doen van wat er in de kranten over onze aankomst geschreven is.

Graag tot volgende week!

Uw gewillige dienaar,
Bavius.

maandag 12 oktober 2015

12 oktober, aankomst in Deventer

Het inhalen van de Nederlandse bezetting door het korps burger muzikanten binnen Deventer, 26  april 1814, Theodoor Koning, Nicolaas Sonnenberg, 1814. 
Rijksmuseum Amsterdam, publiek domein.

12e [october] marcheerden wij vroegtijdig naar Deventer, de geboorteplaats van mijn lieve moeder. De stad is niet zeer aangenaam en heeft over ’t geheel een luguber aanzien. De buitenwandelingen zijn geheel meest vernielt door het omkappen der bomen tijdens het beleg1. Er is hier weinig remarquabels te zien en daarbij was het weder zeer onaangenaam en gedurige regen die ons reeds op marsch der­waards doorweekte . De weg naar die stad is meest zwaar zand. Wij passeerden een dorp welke naam ik ben vergeten. Wij wierden door de Generaal Zweerds de Landas2 geïnspecteerd.

1 Na de installatie van Willem I tot koning van Nederland was Deventer één van de laatste steden waar een Franse bezetting stand had gehouden. De stad werd op 12 november omsingeld door Kozakken. Op 26 april 1814 was het beleg van Deventer afgelopen. De Franse troepen kregen een vrijgeleide en konden met wapens en al naar hun vaderland terugkeren, zie Help! De kozakken komen door Lo van der Wal en Anne Aalders, Met gevelde lans en losse teugel en Kozakken in Nederland  1813-1814.
2 Waarschijnlijk Jacob Derk Sweerts de Landas (Gorinchem 1759-Den Haag 1820), luitenant-generaal.

zondag 11 oktober 2015

11 oktober, rustdag in Zutphen

11 oct[ober]. […] hielden, ging ik den volgenden dag eene theevisite bij mevrouw maken. Tinco zogt ik ook over te halen van mede te gaan,  doch deze had andere plans en bezigheden, zodat ik alleen derwaards mij begaf en zeer vriendelijk door mijnheer en mevrouw1 beide wierd gerecipieerd  en aldaar een uur à 2 aangenaam, over allerhande oude dingen met mevrouw pratende, bleef passeren. Ik vond er nog twee dames, beide in diepe rouw gekleed, zijnde de eene die er heel wel uitzag, na twee jaren gehuwd, reeds weduw, zijnde haar man bij Waterloo op het bed van eer voor het vaderland gesneuveld. Het waren, zo ik wel meene, de dochters van den overste Pijman, gewezen Minister van Oorlog2, en jongere broeder van dezen. Men verzogt mij des avonds te souperen, waarvoor ik echter moest bedanken, als hebbende reeds andere plans voor dien avond met mijne camaraden gemaakt.
Vervolgens afscheid van deze goede menschen neemende, begaf ik mij van daar naar de Sociëteit, alwaar ik mijn oude vriend Verhagen, met wie ik gedurende mijn academietijd te Groningen menig aangename uren had doorgebragt, na enige jaren afzijns, rencontreerde3. Hij was thans ritmeester onder de Carabiniers ingehuurd. En in Groningen had ik hem in 1806. of [180]7. als Lieutenant onder de Dragonders gekend. Ook mijn academie-kennis de heer Lulofs4, thans professor aan de Academie van Groningen, ontmoetede ik aldaar en vernieuwden alzo onze vorige kennis.

B.H. Lulofs, prent van Jan Baptist Tetar van Elven naar een tekening van Kayser. Rijksmuseum Amsterdam, Publiek domein.















De buitenwerken der stad, als mede de stadswallen, zijn zeer fraaij en wel bezienswaardig. Des namiddags ging ik, ald[aar]daar genodigd zijnde, bij eene mijnheer Welther5 thee drinken, wiens zoon onder hetzelvde Bataillon van mijn broeder Frisius diende, en zijn vriend was, volgens het zeggen van de oude heer, en ook de Willemsorde had bekomen. Wij hadden dus druk praten. Het waren vriendelijke lieden. Een heel aardig nigtje met een kornetje, die er allerliefst uitzag, maakte de conversatie nog aangenamer. Over ‘t geheel klaagden onze camaraden hier over slegte logementen die de maire had doen geven, doch wij hadden het zeer goed.
Des anderen daags ’s morgens[ …]



1 Frederik Adrianus Ludolph Pijman (Zwolle 1751-Zutphen 1820), majoor onder Daendels (1799), later kolonel. Hij was gehuwd met Eelkje Tervile (1751-1817), dochter van een militair, zie NNBW 7, 1128.
2 Gerrit Jan Pijman (Deventer 1750-1839) was tot juli 1806 Minister van Oorlog en in 1807 enige maanden directeur-generaal der Posterijen. Hij had een broer Jan Adolf (*1759), een kolonel die in 1812 op de terugtocht uit Rusland is gesneuveld, zie Wikipedia.
rencontreerde: onmoette.
Barthold Henrik Lulofs (Zutphen, 1787 - Groningen, 849) was een Nederlands schrijver, dichter en vanaf 1815 hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde, welsprekendheid en vaderlandse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij schreef tevens onder de pseudoniemen Bartholomaeus Ludolphides Gelrus, Hilarides en Jan de Schreeuwer, zie Wikipedia.
5 Mogelijk de vader van Isaak Wilhelm Walther (Amsterdam 1794-Breda 1857).

zaterdag 10 oktober 2015

10 oktober, van Arnhem naar Zutphen

10 october 1815. Was het weder des morgens (na eerst des avonds ten einde mijn vriendelijke hospita en hospes niet in hunne zagte slaap te storen, een hartelijk afscheid te hebben genomen) rechts uit de flank naar Zutphen. Het weder was recht goed, doch koud, zoals het den vorigen dag ook was geweest. Wij passeerden over het aangenaame dorp Velp en ik herinner mij onder den marsch nog dikmaals de aangename dagen welke ik te Arnhem met mijn beste ouders gedurende de grote vacantie aldaar bij mijn oom en tante van Gendt1 had gepasseerd. De weg welke wij passeerden, loopt grotendeels langs de Rijn en is alleraangenaamst.
Wij passeerden het aangenaame en voortreffelijke Reederoord2 en het dorp …..3 alwaar onze voormalige Stadhouder Willem de 5. een lustplaats heeft gehad, doch welke met de Revolutie door onze toenmalige Fransche broeders helaas is verbrand, ellendige en laaghartige wraak, een Franschman waardig!
En passant zag ik nog aan den weg een fraaije koepel, geheel van ruwe boomstammen, met mos belegd, gemaakt in de smaaks van een tempeltje des ouden; in mijn kwartier komende, maakte ik daarvan een schets. Zo naderden wij Zutphen, 4½ uur van Arnhem gelegen, eene vrij aanzienlijke stad, en van aangename environs omgeven; de plaats waar de eerbiedwaardige menschenvriend Martinetzeer waarschijnlijk zijn uitmuntend werk over de Natuurlijke Historie, of Catheg[ismus] der Natuur. heeft geschreven en waar die grote man op menige bladzijde het aangenaam gelegen Zutphen prijst en verheft.


Gezicht op de Grote Markt en de Wijnhuistoren te Zutphen, Jan Caspar Philips, 1741. Rijksmuseum Amsterdam, Publiek domein.

Ik wierd hier met mijn vriend Biersma van ’t Heerenveen ingekwartierd bij eene mijnh[eer] Ten Cate, een rijtuig- en kladschilder5, wonende in de Schipperstraat, bestaande de famille van dezen man in 3 aardige dochters en een zoon. Allerbeste menschen die ons naar hun vermogen zeer wel  onthaalden. Het jongste van deeze meisjes was, zo als het heette, geëngageert6 met een officier, Van Goor genaamd, Lieut[enant] onder de aldaar in guarnisoen liggende Carabieniers. Een ander officier kwam daar ook veel aan huis en maakte het hof aan de oudere dochter, hetgeen ons vrij wat geneerde en ons veelal onze tijd elders deed doorbrengen. De oudste dogter (zo verhaalde de vader en moeder met veel opgeblazenheid) bevond zich te Brussel en was geplaatst als huishoudster bij Z.E. den Minister van Buitenl[andse] Zaken7, doch zeer waarschijnlijk - zo dagt ik dadelijk op het horen - dat zij er wel uitzag als Mait…8 van Z.E. Nu, dat is het zelvde.
Hier had ik het genoegen, van des avonds in de Sociëteit  zijnde (die waarlijk fraaij is), den ouden overste Pijman, den vriend van onze gansche famille, te ontmoeten,  die hier in rust en vrede in een allerliefst huisje zijn pensioen verteert en daar wij des anderen daags hier rustdag […]



1 Geertruid van Nauta, een oudere zuster van Bavius' moeder Tjitske van Nauta, was in 1793 gehuwd met de uit Nijmegen afkomstige Wilhelm Godard Johan van Gendt.
2 Rhederoord is een historische buitenplaats bij De Steeg in de gemeente Rheden.
3 hier staat een stippellijntje, de plaatsnaam is niet ingevuld. Bavius refereert aan kasteel Dieren dat door de Fransen was verwoest. Het schilderijenkabinet, de bibliotheek en andere kostbaarheden waren door de Franse bezetter als oorlogsbuit naar Parijs gezonden en in het Louvre ondergebracht.
4 Johannes Florentius (Jan Floris) Martinet (Deurne,1729 - Amsterdam, 1795) was natuurkundig historicus, schrijver, pedagoog, theoloog en predikant te Gellicum en Rhenoy (1756-1759), Edam (1759-1775) en Zutphen (1775-1795). Hij schreef de Katechismus der Natuur, dat vele malen vertaald werd en tot in de twintigste eeuw op scholen werd gebruikt. De plek waar hij dat werk schreef was de (nu zo genoemde) Martinetkoepel op de Zutphense stadsmuur (zie Wikipedia).
5 Een kladschilder is gespecialiseerd in het schilderwerk aan huizen en inrichtingen, waarbij hij ook beschikte over de vaardigheid tot het aanbrengen van decoratieve motieven, wapenschilden en gekalligrafeerde teksten (zie Wikipedia).
6 verloofd.
7 waarschijnlijk Anne Willem Carel baron van Nagell van Ampsen, tot 1795 burgemeester van Zutphen; 1814-1815 secretaris van staat bij Buitenlandse zaken; 1815-1823 minister van Buitelandse zaken; zie Wikipedia en het Parlementair Documentatie Centrum
8 hier staan drie stippels, als afkorting voor 'Maîtresse'.

vrijdag 9 oktober 2015

9 oktober, van Nijmegen naar Arnhem

9 October. ’s Ander daags morgens te 7½ uren marcheerden wij weder om, af op de stad Arnhem, ten uiterste voldaan over de gulle receptie van de Nijmegenaars. En hadden nu zelve het genoegen om tegelijk met een compagnie Canoniers die naar Groningen moesten, over de Waal gezet te worden. Gemelde Compagnie bleef ons tot Arnhem vergezellen, hetgeen vrij wat levendigheid op weg veroorzaakte. De weg op Arnhem is alleraangenaamst. Wij passeerden een hoge polderdijk en twee voorname dorpen, met name Lent en Elst1 en kwamen te 11½ uur Arnhem binnen.
Ik kreeg een billet van inkwartiering bij eene mijnheer Andres in de Rhijnstraat, huishoudende met zijne twee zusters, beide lieve meisjes, en een jongere broeder. Het jongste meisje, die er heel wel uitzag, was reeds verloofd, doch kwam mij een weinig geaffecteerd voor. De oudste, geheel niet fraaij, was nog verkrijgbaar. Ik had het hier zeer goed, en was op een allernetst kamertje gelogeerd. Zijne affaire was een ijzerfabriek. Het gehele ensemble was zeer fatsoenlijk en ordentlijk. Zij had de vriendelijkheid mij overal op de wandeling te vergezellen en bragt mij des avonds in de Sociëteit in de Weerdstraat2 alwaar wij den avond bleven passeren en ons wel amuseerden.


Gezicht op de Rijn beneden Arnhem door H.W. Couwenberg, 1838. 
Rijksmuseum Amsterdam, publiek domein.

De Arnhemsche Jagers te paard waren twee dagen voor ons daarbinnen gemarcheerd, en zeer te onvrede over de behandeling van de Stedelijke Commissie tot aanmoediging van de vrijw[illigen] dienst – want o schande! reeds drie dagen voor hunl[ieden] arrivement, had men reeds het billet van veiling der paarden op de Rhijnbrug aangeplakt. Een der Jagers las de affiche en smeet van woede zadel en dek van zijn paard in den Rhijn, en liet het drijven. Ook hebben zij reeds een uur na hun arrivement hunne paarden met zadel en trens, op expresse wil van die Commissie moeten afgeven. Alle deze heren waren ten uiterte over deze slechte handelwijze verontwaardigd en het vaderlandsche enthousiasme scheen mij vrij wat bekoeld. Des avonds zelfs, zwoeren zij nimmer weder, hoe hoog de nood van het Vaderland ook immer mogte rijzen, vrijwillige dienst te zullen praesteren. Elk was over deze handelswijze ten hoogsten geïndigneerd, zelfs de voornaamste inwoners der stad.
In den loop van dien dag, terwijl wij de paardenverkoop gingen bijwonen, zag ik ook de schutterij exerceren op het Drilveld en moest bij die gelegenheid hartelijk lagchen over het figuur dat een dikbuikige Jood in het voorste gelid maakte, zodat hem door den Lieut[enant] van tijd tot tijd bij de richting der gelederen wierd toegeschreeuwd: "Terug wat Nathan!"


1 Elst is op een stippellijntje geplaatst, wat weer een sterke aanwijzing is dat het Dagverhaal overgeschreven is of later geschreven is.
2 mogelijk bedoeldt Bavius de Weerdjesstraat.

donderdag 8 oktober 2015

8 oktober, van Gassel naar Nijmegen


De Belvedère, foto ca. 1900 (Wikimedia Commons, publiek domein).











8. […] op weg om de compagnie op te zoeken. Wij vertrokken heden den 8 van hier ongeveer te 7 uren op Nimeghen, en arriveren daar om streeks 11 uren. Kort bij ons dorp wierd onze compag­nie met een pont over de Waal gezet. Als daar wort de weg veel aangenamer en boschrijker, men ziet van tijd tot tijd een schone buitenplaats, en dit duurt zo tot een half uur distantie van Nimegen, wanneer men weder niets vindt wat enigsints het oog kon bekoren. Het gewone lot van alle versterkte plaatsen waar alles wat ener boom gelijkt in de nabijheid wort weg geruimd, ten einde in oorlogs tijd aan den vijand alle schuilplaatsen te ontnemen. De buitenwerken der vesting waaren thans grotendeels verciert en geheel in order gebragt. Bij het inmarcheren van onze  Compagnie (zijnde zo ik meen op een zondag)1, kwam een menigte volk op de been en het kwam mij voor aan de gelaatstrekken van het gepeupel, dat men ons niet ongenegen was. Op de Markt halte gehouden hebbende, wierden de billetten als naar gewoonte onder de manschappen uitge­deeld en ieder spoede zich naar zijn logement, om eensdeels aan de behoeftens van zijn maag te voldoen, ander­deels, om zich een weinig van schoon linnen te voorzien.

Ik was gelogeerd met mijne camaraden in het Logement "de Ridder Sint Joris" bij Alders in de Molen­straat2. (Mijn eerste billet was bij de juffrouw Jamin, doch hier was het mij te eenzaam, dewijl  dit zo ik hoorde reeds een mensch van jaren was.) Ik verkoos dus liever bij mijne kamaraden te zijn. Hier hadden wij het exellent en waren aldaar (except de wijn) op kosten van de regering inge­kwar­tierd. De huishouding aldaar kwam mij uitermaten vrolijk en losjes voor, ook de keukenprinces en werk­meid schenen wel meer militairen gelogeerd gehad te hebben. Tafel, ligging, etc. etc. was hier uitermaten goed. Wij amuseerden ons meest thuis en hielden ’s morgens onze sociëteit in de voorkamer, die een aller aangenaamst uitzicht op de brede straat had.

Des avonds wierden wij in de Sociëteit 'de Harmonie'3 geïntroduceerd die zeer fraaij en goed verligt was en spreken hier enige kennissen, onder anderen de heer Schenk van Nijdeggen. Wij hadden den dag met wandelen doorgebragt in de stad die nogal fraaij is door gelopen en dronken de thee op de Belvidere4, een schoon gebouw van waar men een alles verrukkendst gezigt heeft over de Waal die hier onder langs stroomt, en over de aangename environs. Als men zich boven op het torentje begeeft, heeft men een ruim gezigt over de gansche stad en de uitgebreide fortesse. Het Valkenhof, alwaar [men] nog een bouwval van een tempel vindt (door Drusus zoo men zegt, gestigt)5, verdient, om derzelfs aardige hoezeer niet uitgebreide wandelplaatsen, bijzondere opmerking.

F. Maaskamp, de Gierbrug bij Nijmegen, ca. 1800 (privécollectie).

Wij bezigtigden voords de Gierbrug6, die uit twee zware schepen is zamen­gesteld, door zware ketens aan elkander als ’t ware vast geklonken, waarover een plat dek ligt, en zodanig gemaakt als of het een enkel schip was. De brug is voorzien van twee zware mas­ten regtstandig nevens elkander met een dwarsbalk, volmaakt in het figuur van een galg  voor­stellende voorzien. Over deze balk loopt een zwaar ankertouw, hetgeen over de gansche lengte van het schip of brug heen loopt, en aan kleine booten, die een eind wegs de Waal op naast elkander liggen, is vastgemaakt. Agt zulke boten verrigten het gansche werk: zodra de Gierbrug los wordt gemaakt, gaat de eerste boot mede, de andere volgen en de laatste ligt aan een anker vast. De overvaart is wegens de woeste stroom zeer snel. Men heeft slechts behoorlijk op het roer te passen en alles redt zich van zelven. Een klokje aan weerskanten van de Waal geplaatst, vermeldt den reiziger wederom de tijd van overvaren: de brug is zoo groot dat een bataillon soldaten zonder eenige zwarigheid er zeer gemakkelijk daarop kan staan.

Ik voorzag mij hier voor mijn vertrek van een aardig oud tabaksdoosje, die hier en allerwege zeer gerenommeerd zijn.

Tabaksdoos met het zogenaamde 'raadsel van Nijmegen', 19de eeuw, Museum Het Valkhof, (publiek domein.) 



1 dit is een aanwijzing dat het verslag achteraf is opgeschreven, want anders had Bavius het wel zeker geweten.
2 gelegen aan de Molenstraat 80, thans een gemeentelijk monument. In 1817 werd in het logement de Nijmeegse afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen opgericht. In 1822 werd het logement verkocht en werd het een particulier woonhuis.
3 Sociëteit 'De Harmonie' was in 1812 opgericht. In 1934 ging ze failliet en werd het gebouw verkocht.
4 De Belvédère was een wacht- of uitkijktoren, gelegen aan de oostzijde van het Valkhof in het Kelfkensbos. De toren, gebouwd in het midden van de 15de eeuw als waltoren, is omstreeks 1646 door de stadsbouwmeester Peter van Blokhout verhoogd tot "speeltoren", zie Wikipedia.
5 In 12 v.C. werd onder Drusus een campagne tegen de Batavieren uitgevoerd vanuit het Romeinse legerkamp op de Hunnerberg, iets ten oosten van het Valkhof.
6 zie http://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/Veerdienst_over_de_Waal. De gierbrug is in 1657 gebouwd en bleef in gebruik tot begin 20ste eeuw. Hij 'giert' door de stroming over het water. Aan de noordkant van de Waal, bij Lent was een aanlegsteiger gebouwd. De brug droeg de naam 'Zeldenrust' omdat hij constant in gebruik was.

woensdag 7 oktober 2015

7 oktober, van Den Bosch naar Gassel


Kasteel Tongelaar, voorzijde (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via Wikimedia Commons, licentie CC BY-SA 3.0).

7. vertrekken des morgens te half 7 uren van hier naar De Graaf1 doch vernagten te Gasselt2, een klein onaanzienlijk dorp 2 uren verder gelegen. dus een marsch van negen uren. Daar komende moetten Tinco, Biersma en ik nog een anderhalf uur verder lopen, omdat ons billet op een boer lag die de afgelegenste plaats bewoonde, Johannes Tiessens geheeten. Hier hadden wij het goed, uitgezondert de slaapplaats, die uit stroo bestond.
De menschen waren zeer geschikt en vriendelijk, de environs alhier zijn zeer bosrijk. Vandaar dat hier vele wolven in de omstreek huisden, die het zeer onveilig maakten. Ons boer en boerin verhaalden ons hier van de yslijkste gebeurtenissen in hare eenvoudigheid, waarvan sommige ons zeer fabelagtig en onwaarschijnlijk voorkwamen.  Hier in de nabijheid legt een vrij aanzienlijk lustslot of casteel, Tongerlo3 geheten, hetgeen in onzen weg lag. Na deese nagt vrij slegt in de montering op stroo, en wat nog onse rampen vermeerderde, voor een gebroken glasruit, waardoor het verschrikkelijk heen bloes, te hebben doorgebragt, begeven wij ons des anderen daags morgens vroegtijdig […]



1 Grave.
2 Gassel.
3 kasteel Tongelaar, gelegen tussen Gassel en Mill, zie Wikipedia.

dinsdag 6 oktober 2015

6 oktober, rustdag in 's-Hertogenbosch


Petrus Gerardus Vertin, gezicht op 's-Hertogenbosch (1893). bron: Wikimedia Commons, publiek domein.

6. [October] wij bezagen de speldemakerij1, en vervolgens de stad, amuseerden ons het overige vanden dag in een coffijhuis aan de Markt,genaamd het Nederlandsche Coffyhuis2, dewijl het heden aanhoudend regende. Hier ontmoetede ik de heer Bloemen3 uit Sneek, alsmede mijn oude vriend Kleinsmith, die thans capitein en hier in guarnisoen lag.



1 al sinds de middeleeuwen waren er vele speldenmakerijen in Den Bosch, waaronder aan de Markt, zie http://www.bossche-encyclopedie.nl/.
2 aan de Markt waren een aantal sociëteiten gevestigd, waaronder Amicitia en De Zwarte Arend. Ook waren er verschillende koffiehuizen, waaronder het Nederlandsch Koffiehuis, oftewel de Neerlander, zie http://www.bossche-encyclopedie.nl/.
3 wie weet welk lid van de familie Bloemen uit Sneek hier bedoeld kan zijn?

maandag 5 oktober 2015

5 oktober, van Hilvarenbeek naar 's-Hertogenbosch

5 oct[ober] wij vertrekken heden morgen te 6 uur naar ’s-Hertogenbosch, een marsch van groot 7 uren  - fraaije stad – het fort Izabelle1 hetwelk wij passeren – Paepenbril2, de R[oomsche] kerk3, het dolhuis4 waarin wij het kunstwerk van een gek beschouwen, die zijn kluis met allerhand boetseerwerk van kley had opgezierd, alsmede de schone inrichting van dat gebouw bewonderen. Schoone markt, stadhuis, hoofdwagt, dit alles waren de voorwerpen waarmede wij onze nieuwschierigheid bevredigden gedurende den tijd dat wij hier rustdag hielden. 
Ik was met Simon Wentholt, Van Breugel, Poppes en meer anderen zeer goed gelogeerd bij de wed. Prince in de Karrenstraat, eerst hadden wij een billet gehat bij eene heer Abbema een rijk man, dan de onbeschofte behandeling van den meid, die ons voor gemene soldaten aanzag en waarmede wij een hevige querelle5kregen, deed ons dit logement verlaten, en een ander billet vragen.

De Citadel van Den Bosch (foto doorZanaq via Wikimedia Commons, licentie CC BY-SA 1.0)



1 Fort Isabella is een vestingwerk ten behoeve van de verdediging van de stad 's-Hertogenbosch, gelegen aan de noordkant van de huidige gemeente Vught. De naam van het fort is afkomstig van aartshertogin Isabella (1566-1633), hertogin van Brabant en dochter van de Spaanse koning Filips II, zie Wikipedia.
2 de Papenbril is de bijnaam van de Citadel van 's-Hertogenbosch. De Citadel kreeg deze bijnaam in de Franse tijd; vanaf de Citadel werden de katholieke Bosschenaren in de gaten gehouden, ie Wikipedia.
3 bedoeld zal zijn de Sint-Janskathedraal.
4 Gekkenhuis. Het oudste dolhuis in Nederland is het dolhuis Reinier van Arkel in 's-Hertogenbosch (1442). De zorg was voor die tijd vooruitstrevend: patiënten werden niet "opgesloten", maar onderhouden en geobserveerd. Er bestond een dagverblijf (18e eeuw) voor afleiding en bezigheid, zie Wikipedia.
5 ruzie.

zondag 4 oktober 2015

4 oktober, van Turnhout naar Hilvarenbeek

4 oct[ober] Van hier vertrokken wij des morgens te 6 uren naar Hilverbeek1, zijnde 7 uren gaans van Turnhout, een aardig zuidelijk dorpje. De burgemeester van deese plaats ontving de compagnie met zeer veel vriendelijkheid en zorgde voor goede billetten. Hij had des morgens reeds de ingezetenen doen bekend maken, hun aangemaand, om ons naar ons fatzoen te behandelen en wel te ont­van­gen. Wij hadden ook alle redenen van tevrede te zijn. Ik logeer met Biersma bij de Roomsche pastoor Van de Weijer2 alwaar wij ex[c]ellent gelogeerd waren. Goed coffijhuis, aardige meid in de winkel alwaar ik iets kogt.



De R.K. Sint-Petrus'-Bandenkerk in Hilvarenbeek 
(foto door M.H.B. Verkuijlen via Wikimedia Commons, licentie CC BY-SA 3.0)



1 Hilvarenbeek, een dorp onder Tilburg net over de grens met Nederland.
2 Joan.Henr. van de Weijer was pastoor van Hilvarenbeek en tot 1821 deken van het dekanaat Hilvarenbeek, zie J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1843) 2,III, blz. 78.

zaterdag 3 oktober 2015

3 oktober, van Lier naar Turnhout

3 october vertrekken te 6 uur naar Turnhout, een fraay vlek, de maire alhier was ons niet zeer genegen, en had zich zeer brutaal tegen de quartiermakers uitgelaten, en was ook bij de ingezeetenen geheel niet gezien of geagt. Ik logeerde met Biersma bij eene monsieur Marten Hendriks, een banquetbakker, een goed mensch, wiens vrouw zinneloos was, hier hadden wij het zeer goed. Turnhout is een fraaij vlek pronkt met een schoon modern stadshuis, het vlek ziet er zeer welvarend uit, en de ingezetenen is goed zoort van menschen. De Turnhoutse knapkoek is volgens zeggen van onsen hospes zeer beroemd, hij liet er ons van proeven, en wij namen eene goede provisie mede. Het coffijhuis alwaer wij den avond passeerden is zeer goed, en de jenever zeer goedkoop, uitgezondert de Bagijnekerk en fraaije Roomsche kerk levert dit dorp niets byzonders om te bezien. Veel mooije meisjes zag ik er niet (uitgezondert eene, die er wel uit zag in ene winkel alwaar ik eenige noodwendigheden kogt als lint en pijpedoppen en tabak).1 Hier wierd onze compagnie met een aantal honden van allerleij ras vermeerdert, waarvan een ieder zich voorzag.


De Sint-Pieterskerk in Turnhout 
(foto door Michiel1972 via Wikimedia Commons, licentie CC BY-SA  3.0)


1 de tekst die tussen haakjes staat heeft Bavius in het handschrift stevig doorgekrast.

vrijdag 2 oktober 2015

2 oktober, van Eppegem naar Lier

2. october. Heden morgen te 7 uren ging het wederom regts uit de flank naar Lier, een klein stadje alwaar wij zo tegen de middag aankwamen. Ons billet was niet van het beste en ik ging, hoewel vermoeijd, mij bij den maire van een ander voorzien.
Het tweede was veel beter, en de menschen zeer geschikt en vriendelijk, wij logeerden bij eene Monsieur van Rikstal in de Bagijnenstraat kort bij de poort. De stad, hoewel klein, is nog al vrij goed, men heeft hier een kostschool voor jonge juffrouwen dat zeer geroemd wierd, als mede eene katoen­drukkerij waarin wel duizend menschen werkten1, toebehorende aan den heer Deader van Antwerpen.
De kerk is ook nog al bijzonder om zijne oudheid, het stadhuis leevert weinig fraaijs op, ene bijzonderheid is hier de wenteltrap, zeer fraaij gemaakt, die op geene stylen leunt. De markt is groot en fraaij. De Antwerpsche poort is nieuw opgebouwd, de vesting gedemolieerd. Na den avond op de Sociëteit alwaar men zeer goed bediend wierd en die het uitzigt op den markt heeft, vrolijk te hebben doorgebragt, gingen wij te rust.


Het stadhuis van Lier, foto Johan Bakker, Wikimedia Commons licentie CC BY-SA 3.0


1 Dit is een zeer hoog aantal fabrieksarbeiders. Zie over katoendrukkerijen o.a. A.K.L. Thijs, 'Aspecten van de opkomst der textieldrukkerij als grootbedrijf te Antwerpen in de achttiende eeuw', BMGN 86, 2 200-217.

donderdag 1 oktober 2015

1 oktober, bezoek aan Brussel

Zondag 1 october. Wij hadden den vorigen dag reeds afspraak gemaakt om heden met de bergenaar Brussel te varen en deese stad eens op ons gemak te besien. Wij gingen dus heden morgen reeds vroegtijdig met ons vieren op een karreke naar Trois Fontaines rijden en daar in de berge en zo naar Brussel en bezagen de stad, het park, het paleis van den koning, dat van de Keizer van Rusland, de Marquis de Asse,  de St Goedelekerk, waarin twee pragtige tombes, één van de Marquis De Motte en van de Graaf De Roze als mede de 8 op doek fraaij geborduurde schilderstukken, waarvan één het stelen der hosti[e] verhaalde, het bijzonder fraaije Mariabeeld, de 12 Apostelen, alle meer dan levens­groote, het graf van den Zaligmaker, en meer andere fraaijigheden welke deese kerk versierden en welke wij alle zo maar ter loops konden beschouwen. 
Van hier gingen wij het park beschouwen, zijnde eene uitmuntende schone wandelplaats, op het beste gedeelte der stad gelegen, van ronds­om omringd van de prachtigste gebouwen. Onder meer anderen munt[t]e het paleijs van onzen koning, het hotel van Keizer Alexander, dat van den Marquis D’Assche, wel het meest uit. Van daar gingen wij in het Caffé Imperial, digt aan het park gelegen, een borrel drinken, en zagen van daar den Keizer van Rusland en onzen Erfprins, benevens meer hoge perso­nadiën in hunne prachtige rijtuigen uitrijden naar het Slagveld van Waterloo, begeleijd van de guarde d’honneurs te paard, alle prachtig uitgedoscht, en uit de voorname adel van Brussel bestaan­de.

Alexander I van Rusland (1777-1825) door Carl Gustaf Hjalmar Mörner, 1837. Rijksmuseum, Amsterdam, publiek domein.

Des middags gingen wij bij een restaurateur vrij goed en goedkoop dineren en des avonds de illuminatie die er in de Allée Verte (of Groene Laan) ter ere van den Keizer Alexander en onzen Koning zoude plaats hebben, bijwonen. Dit was het aangenaamste en vrolijkste toneel het welk ik nog ooit in mijn leven heb bijgewoond. Deese allée, welke lijnregt loopt en wel een groot half uur lang is, was aan weerskanten door lampions, die aan de bomen gehangen waren, verligt. Op het uiterste eind derzelve stond eene piramide van latwerk, geheel tot boven met lampions verligt, het geen een prachtig gezigt in de verte opleverde. op het ander einde was een soort van casteel mede van latwerk gemaakt, daarin men het naamcyffer3 van den Keizer en koning door lampions van verschillende couleuren zag uitkomen. Een fraaij orkest van musicanten, hier agter geplaatst, deed eene bysonder fraaije musiek horen. de toeloop van menschen was oneindig, de menigte van fraaije equipages, waarvan de meeste met vier paarden bespannen. Het bijzonder modern makelij, en de fraay gekleede dames welke daarop zaten, kortom de menigte nieuwschierigen welke zich daar hadden verzameld om de hoogte personadiën aldaar op te wagten, die alle momenten van het casteel Schoonenburg4 bij het dorp Laken gelegen terug wierden verwagt, alwaar die middag een prachtig diné[r] had plaats gehad.
Dit gezigt zeg ik was eenig in zijn soort. Niet lang duurde het of de vorstelijke personadiën naderden, alle in hunne prachtige opene reiskoetsen gezeten, zeer plechtstatig en stapvoets begeleijd en omringd door een detachement guarde d’honneur en van een ontelbare menigte gepeupel. Ik had gelegenheid den Keizer van Rusland meer dan een quartier van zeer nabij te zien. Zijn edel en schoon manlijk gelaat tekende vriendelijkheid en grootmoedigheid. Van tijd tot tijd sprak hij met de menig­te en gaf door tekenen met zijn hoofd de goedkeuring aan het volk te kennen. Telkens hoorde men het geroep van Vive L’Empereur Alexander, of Vive L’Empereur magnanime5, en dan eens Vive le Roi6.
Naar alles  op ons gemak bekeken te hebben en reeds moe zijnde van al dat drentelen, gingen wij op het einde deeser allées aan de overkant der rivier bij de opreed naar Laken in een herberg een glas bier drinken en na hier wat te hebben uitgerust, weder des avonds te 11 uur op weg naar Eppichem. Wij hielden ons te Trois Fontaines, alwaar het vrij roemoerig in den herberg was en alwaar zich het jong volk amuseerde nog een ogenblik op, aten een boterham, en vervolgden onzen weg .
Hier zeide men ons dat het nagts zeer onveilig was te gaan dewijl hier eene bende huishield, byzon­der aan de andere kant van Vilvoorden. Er ontmoet[t]e ons evenwel niets byzonders, hoewel het vrij donker was. Dan aan de andere kant van Eppichem, toen wij een stuk bouwland overgingen, viel niet ver van ons een snaphaan schot, het geen,  zo midden in den nagt, ons eenigermate ontzettede. Of dit schot nu op ons is gemunt geweest, kan ik niet bepalen, denkelijk zal het een stroper geweest zijn, althans wij kwamen veilig bij onzen boer thuis en gingen slapen.

1 barge: (verouderd) 1 trekschuit 2 beurtschip, Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal.
2 zie voor de beschrijving van Brussel ook de blog van 2 augustus
3 naamcijfer: monogram.
Toen het paleis van Laken werd gebouwd in 1782, heette het naar het domein Kasteel van Schoonenberg.
5 magnanime (Fr.) edelmoedig, grootmoedig.
6 Willem I was tien dagen eerder, op 21 september in Brussel ingehuldigd als koning.

woensdag 30 september 2015

30 september, van Tubize naar Eppegem

Zaturdag 30. [Sepember] ... heden morgen te 6 uren van hier over Halle naar Vilvoorden of Villeforte, doch bleven te Eppichem, een dorp niet verre van bovengemelde plaats. Wij trokken om Brussel heen en hielden een moment bij een herberg buiten de stad stil. Hier zag ik van verre het Statenjagt1 leggen en ging met Boelens, Van Breugel daar een visite doen bij de heer Rengers2 en van H[…]broek3, die ons zeer vriendelijk ontvingen  en alwaar wij een boterham met een stuk rundvleesch aten en ons met een goed glas wijn vervrischten. De compagnie was reeds vooruit, doch ik haalde deselve bij Trois Fontaines weder in.
Hier hielden wij ons enige tijd op en marcheerden van daar naar Eppichem, alwaar wij vernagt[t]en. Biersma en ik wierden een goede 3 quartier uur van dit dorp gebilletteerd bij een boer. Wij hadden veel werk om deese plaats te vinden, dewijl wij allerhande smalle voet- en kronkelpaden moesten passeren.  De man heete Jean Baptist Janssens, geschikte kerel. Na aardappels met spek gegeten te hebben, begaven wij ons op een goed strooleger, in den hoek van de kamer gespreid, ter rust en sliepen als roosen. Hier hielden wij rustdag. Op den ...


De St. Clemenskerk te Eppegem. Foto Rafaël Delaedt (Arafi), 
Wikimedia Commons licentie CC-BY-SA 3.0


1 Dit is een bijzondere mededeling, omdat Friesland van 1796 tot 1894 geen statenjacht had. Zie: Rienk Wegener Sleewijk, De boeier Friso, Fries Statenjacht 1894-1954-1994 blz. 3: het Friese Statenjacht is in 1796 naar Emden verkocht. Ook het Groningse statenjacht is in de Bataafse periode verkocht.
2 niet duidelijk om welke Rengers het hier gaat. Wie weet wie het kan zijn?
3 waarschijnlijk staat hier Hensbroek.

dinsdag 29 september 2015

29 september, Tubise

vrijdag 29. wij marcheerden deese morgen te 6 uuren wederom af naar Halle, alwaar evenwel niet kwamen, maar tot een uur afstands van dien plaats vernagten, in het dorp Tubize, dewijl te Halle heel veel volk was ingequartierd. Hier logeerde ik met Biersma bij eene veuve1De Cocq, een exellente vrouw, alwaar wij heel wel gelogeerd waren. Zij had drie lieve kindertjes, bijzonder het jongste meisje, een aardig snapstertje2, die ons allerhande nieuws uit Brussel verhaalde, alwaar zij bij een oom en tante gelogeerd had en vanwaar zij heden weder teruggekomen was.
Wij waren gelogeerd vlak tegen over de Roomsche kerk, die zeer fraaij is, dog niet zo fraaij als de kerk te Halle, zo berugt wegens de fraaije beelden, bijzonder dat van onze Lieve Vrouw van Halle, waarheen jaarlijks bedevaarten gedaan worden, wel uren gaans ver. Ik heb dezelve niet kunnen zien, doch heb dit van anderen gehoord.


De Grote Markt en de Eglise Sainte-Gertrude in Tubize, oude ansichtkaart.

Des anderen daags passeerden hier de keizer Alexander. Het dorp was bij den ingang met een erepoort, of liever met festons van natuurlijke bloemen,  welke over de straat van het ene huis tot het andere waren vastgemaakt, versierd, waaronder Z.M. mocht doorrijden, voorzien van toepas­selijke opschriften. Lang hadden wij staan wagten, of Z.M. niet haast arriveerde doch het duurde een uur of twee, eer wij berigt kregen van zijne komst en reeds was hij ons gepasseerd voor wij wisten dat het keizer van Rusland was geweest was. Zijne eenvoudige offiersmontering3 en het weinig gevolg het welk hij bij zich had, hadden ons misleid en hem voor een generaal of iemand anders doen aanzien. Alleen de postillon bragt ons uit onze dwaling, die, zo als hij ons met een snelle draf op de hoek van een straat voorbij reed, met zijne hoed zwaaijde, onder het roepen van “Vive l’ Empereur de la Russe”. Toen stonden wij te kijken als gekken en zwaaijden ook dapper met onze politie mutsen, dog het was te laat. Na ons des avonds in de herberg vrij goed geamuseerd te hebben alwaar zeer fraaij gemusiceerd wierd, en waar een allerliefste jonge vrouw, de zuster van de huisheer, ons bediende, gingen wij ter rust. Sliepen dien nagt goed, en marcheerden ...

1 veuve: weduwe.
2 snapstertje: babbelaarster.
3 montering: (veroud). militaire uitrusting.

maandag 28 september 2015

28 september, Soignies

Donderd[ag] 28. [September] heden morgen te 6 uren naar Soigni[e]s alwaar wij vernagt[t]en en zeer goed quartier hadden bij een Monsieur Meurs, een tapper van zijn métier1, zeer goede menschen. Onze slaap­kamer was eenigzints doorluchtig door de menigte van gebroken ruiten welke men, denkelijk uit economie2, had vergeten te laten herstellen. Ik was genoodzaakt om een van onze dekens daar voor te hangen ten einde niet van de togt ons te exponeren en eene verkoudheid op te doen.
Dese stad of burgt is niet onaardig en zeer aangenaam gelegen. De steengroeve, niet ver van daar gelegen, benevens de stoommachiene om het overvloedige water uit dese groeve te putten, waren twee nieuwe voorwerpen voor ons om van nabij te besien en wij  gingen dese zelve avond onze nieuwschierigheid voldoen. Des avonds amuseerden wij ons met enige officieren en vrij­wil­ligers van de Haagsche landmilitie (alle fatsoenlijke lieden), in een naburig coffijhuis. Nog heb ik vergeten te melden dat deze stoommachiene in 6 minuten tien tonnen water uit wierp. Na den avond hier vrolijk met het drinken van allerleij conditien3doorgebragt te hebben, scheid[d]en wij te 10 uren van elkander en ieder ging slapen.

Steengroeve te Soignies, foto Jean-Pol Grandmont, Wikimedia Commons licentie https://creativecommons.org/licenses/by/3.0/deed.en



1 beroep.
2 spaarzaamheid
3 conditie: toast.

zondag 27 september 2015

27 september, van Saint Saulve naar Jemappes

Woensdag 27. [September] ... heden morgen te 6 uren weder van hier naar Mons. Wij passeren de dorpen On[n]ain[g], Quiévrain, Boussu en blijven ’s nagts te Geneppe1, een niet onaardig en groot dorp. Biersma en ik logeerden hier au bout du village, bij eene Monsieur Sapin en hadden het hier zeer goed. Dit dorp is [geruïneerd] door de bataille van 1794 wanneer in het zelve ene hevige bataille voorviel. Na wel gerust te hebben marcheerden wij ...


De slag bij Jemappes door Emile-Jean-Horace Vernet (1821). The National Gallery, London. Wikimedia Commons, Publiek domein.

1 Jemappes. In de Slag bij Jemappes op 6 nov. 1792 versloeg het Franse revolutionaire leger het numeriek sterkere leger van de Oostenrijkse keizer.

zaterdag 26 september 2015

26 september, van Lallaing naar Saint Saulve

Dingsdag 26 [September] heden morgen te 8 uren vertrokken wij welgemoed en vrolijk van Lallaing naar Sint Saulve, passeren de dorpen Pecquencourt, Somain, Fenain, Ansin, en zo vervolgens trokken wij om Valanciennes heen en hielden te Anzin een ogenblik halte. Ik dronk hier spoedig een kop koffij met enige eieren. Nergens in geheel Vlaanderen heb ik zulke lekkere boter gegeten als hier, dezelve konde wel in smaak met de Vriesche wedijveren.



Lallaing ligt links op de kaart naast Douai, Saint Saulve rechtsboven Valenciennes

De weg welke wij thans passeerden, was zeer aangenaam. Een paar nieuwe schoenen welke ik te Lalaing had laten maken en op dese marsch voor ’t eerst had aangetrokken, veroorzaakten mij veel
pijn aan de voeten zodat mij het gaan bezwaarlijk viel en ik tusschen beiden van de bagagewagen moest gebruikmaken.
Wij kwamen zonder dat ons iets van enig belang ontmoet[t]e des namiddags ongeveer te 4 à 5 uren te Sint Saulve. Onsen Capitein Spengler had ons tot hiertoe begeleijd en het was wel zijns ondanks dat hij onze compagnie niet verder mogt begeleijden. Doch de Generael Douw, welke dese divisie com­man­deerde, had stelligen orders gegeven dat onze capitein den zelvden avond zich weder in zijn cantonnement [zou] bevinden.
Het commando over de compagnie wierd thans door Zijn Edele1 aan de Sergeant Majoor Simon opgedragen en wij allen namen van onzen braven capitein een aandoenlijk afscheijd. Hij zelve
was niet minder getroffen en het viel hem zeer hard, eene compagnie te verlaten, welke hij met zo veel genoegen had gecommandeerd. Na tesamen in het gezelschap van onzen Capitein in nog een frisch glaasje gedronken te hebben, scheijden wij van elkander en zagen hem ver­trekken. Ieder zogt thans zijne vorige quartieren weder op en wij, namelijk Tinco, Van Schelle, Biersma en ik gingen weder bij Monsieur Delralé Jozef en zijne beminlijke famille logeren. Daar komende wierden wij door die vriendelijke menschen met open armen ontvangen en dien avond op een heerlijk soupé geregaleerd2. Er waren nog twee militairen van den train gelogeerd, een Lieutenant en een Jonker, volgens hun zeggen twee onbeschofte kerels, die niets naar hun zin was te doen. Wij bragten hier een zeer aangename avond door en gingen niet vroeg te bed. Tinco moest des nagts met Everts[z] weder voorwaarts naar Mons om quartier te maken. Zij vertrokken des nagts in een karretje met één paard onder het faveur3van een aanhoudende regen en wij gingen nog een [weinig] slapen en vertrokken ...



1 bedoeld is door de generaal.
2 regaleren: (Fr.) vergasten, trakteren.
3 ironisch bedoeld: 'onder het gunstige gesternte van'

vrijdag 25 september 2015

25 september, we gaan morgen naar huis!

Maandag 25. [September] ’s Morgens was ik wederom present op het appel. Heden namiddag gebeurde er iets dat niemand verwagt had. Des nademiddags op ’ t appel zijnde en naar buiten marcherende, naar een stuk lands vlak voor ’t casteel van de maire, liet de capitein de kring formeeren en commu­ni­ceerde aan alle de manschappen dat zijn Edele1 heden morgen met de post de orders had ont­van­gen dat wij morgen zouden marcheren. Iedereen dagt dat het nu verder Frankrijk in ging, doch hij liet er kort op volgen dat de marsch naar Holland ging en hij ons dieshalven excuseerde van de exer­ci­tie, ten einde ons tot het vertrek gereed te maken.
Voor ik dus van Lallaing voor altoos afscheid neme, wil ik nog een korte beschrijving geven van de situatie van dit dorp. Het zelve is geen onaardig dorp, rondsom van boschen en bouwlanden omgeven. Den weg naar Douaij, aan weerskanten met hemelhoge populieren beplant, is schilder­agtig fraaij en levert eene aangename wandeling op. Het dorp zelve prijkt niet met uitnemende gebouwen. Het casteel waar in oude tijden de graven van Lalaing resideerden en thans aan den Grave van Arenberg toebehorende, is zeer oud en alleen daarom eerbiedwaardig, anders is er van binnen niets merkwaardigs te zien en de meeste vertrekken zijn in eene moderne smaak. Dese Graaf passeert er jaarlijks enige weken om het vermaak der jagt te genieten. Wentholt en Van Breugel waren hier gelogeerd. Den druiven van de Graaf waren zeer lekker, ik heb er mij meermalen op vergast.

Van het kasteel van de graaf van Arenberg rest alleen nog een poortgebouw.












Het casteel van de maire, de pastorie en dat van eene gepensioneerd generaal, alwaar de Capitein logeerde, verdienen mede eene uitzondering. Voor het overige was het een arm dorp, dat [leefde]van de vlaschteelt, enige goede boeren uitgezondert. De Schelde stroomt niet ver van dit dorp in onderscheide kronkelingen voort, het geen er nog al enige levendigheid, door de scheep­vaart aan toebrengt. Zie daar alles wat ik er van weet te zeggen.
Na onze plunjes gepakt te hebben, bragten wij den avond gezamenlijk vrolijk door bij onze cantinière en spoelden alle onze zorgen met een goed glas wijn op de heugelijke en gelukkige terug­komst naar het vaderland af. Tinco en Everts2 zouden des avonds vertrekken om de quartieren te Sint Saulve in gereedheid te maken.


1 bedoeld wordt de kapitein.
2 Dirk Arend Evertsz (Joure 1792-Joure 1831), han­dels­bediende (1812-1815) en koopman (1818-1831), zoon van Arend Everts Evertsz, maire van Joure en Geertje Durks Bakker. Evertsz was in 1813 garde d'honneur onder Napoleon geweest. Hij trouwde Joure 1818 Geertje Gerbens Smynga.

donderdag 24 september 2015

24 september, een gezellige avond

Zondag 24. [September] Heden morgen woonde ik de mis te Lallaing bij. De kerk is niet fraaij, de pastoor welke de mis bediende is een zeer eerwaardig en braaf man, volgens zeggen van De Jong en Haefkens die bij hem logeren.
Heden nademiddag gingen Tinco, van Schelle, Biersma, Nauta en ik eene wandeling maken naar de faubourg St Marie bij Douaij. Het was heden eene schone dag. In eene herberg aldaar, alwaar ge­danst wierd, dronken wij met elkander een goed glas wijn en amuseerden ons heel goed. 
Hier kwa­men zeer veel fatsoenlijke lieden uit de stad zich amuseren. Men danste in de open lucht op een vierkant plein. Rondsom waren prieëlen waar men kon gaan zitten, fatsoenlijk en onfatsoenlijk, alles danste hier onder elkander. De Fransche vrouwen, weet men, zijn zeer gesteld op zich netjes te kle­den. Het was een aardig contrast: hier en daar zagen wij gezichten van oude bekenden in Vriesland, onder anderen zag ik een persoon die sprekend op de gewesen L[..]itus Lochner1geleek, wederom een ander die2 en wel onder de dames die veel geleek op de oude mevr. Sixma. Dit leverde een in waarheid allerkoddigst toneel op en men verbeelde zich weder in Friesland verplaatst te zijn.
Na enige tijd ons in ’t gezelschap van dese heren en dames geamuseerd te hebben, gingen wij zo ongeveer te 7 uren langs een ander pad weder naar Lallaing. Ik ontving dien avond een brief van papa, mij de aangename tijding brengende dat alles thuis welvarend zich bevondt, doch dat zijn Edele3 ons nog niet spoedig thuis verwagt, dewijl volgens zeggen van den heer Kluit4  (die toen buiten logeerde) en de vrijwillige corpsen verder in Frankrijk op zouden trekken en denkelijk wel overwinteren. Heden hoorde ik van De Jong dat de compagnie Leijden studenten 1½ uur van ons lagen, in het dorp Masny.

Journal des Dames et des Modes, Costumes Parisiens, 27 novembre 1798. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. Publiek domein.



1 er zijn in Friesland enkele personen met deze achternaam. Het woord ervoor kan ik niet lezen. Wie heeft een idee?
2 hier loopt de tekst niet goed door. Er begint een nieuwe bladzijde, waar bovenaan staat geschreven beschrijving van Lallaing.
3 bedoeld wordt de vader van Bavius.
4 de achternaam Kluit komt niet voor in Friesland in die tijd, waarschijnlijk iemand van buiten de provincie.

woensdag 23 september 2015

23 september, weer beter

Zaturdag 23. [September] Heden morgen weder thuis gebleven van 't appel. Ik bevind mij weder veel beter. Mijn hospita geeft mij een middel om dese diarrhee te herstellen en na het gebruik van dat middel gevoel ik mij merkelijk beter.
Desen dag deed ik ruim tijd om brieven te schrijven aan mijne goede vrienden en aan mijn broeder Frisius. Wentholt, Fontein, Tinco en Grardus Nauta komen mij bezoeken en een pijp bij mij roken. Mijn hospes L’Ainé bezorgt dese brief des anderen daags te Douai op de post.









Pijp rokende man, ets door J. Muys, 1810. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. Publiek domein.

dinsdag 22 september 2015

22 september, een rustige dag

vrijdag 22. [September] De Lieutenant Pruis vertrok heden morgen met Van der Aa tot [Le] Quesnoy. Heden bleef ik thuis van 't avond appel. Tinco bezorgt mij heden avond een brief van Spree1 van den 4 augustus.

Gravure van Portret van Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa door Philippus Velijn naar een tekening van Willem Grebner, (1804-1836). Rijksmuseum, Amsterdam, Publiek domein.


1 waarschijnlijk Mr David Spree (Harlingen 1792-Leeuwarden 1852), vanaf 1817 rechter bij de rechtbank in Sneek.

maandag 21 september 2015

21 september, op wacht

Donderdag 21. [September] De Fransche nieuwspapieren heden ontvangen, maken melding van het ophanden zijnde vertrek der Hollandsche vrijwilligers naar hunne respective departementen, en dat men te Leijden reeds grote aanstalten maakte om het corps studenten aldaar bij hun retour met alle luister te recipiëren, welk corps aldaar in het begin der volgende maand (october) verwagt wort. Onder enige van onze compagnie verwekte dit nieuws veel blijdschap, andere, waaronder ook mijn per­soon, wenschten liever hogerop te marcheren en iets meer van Vrankrijk te bezien. Onze wen­schen liepen dus vrij wat uit een. Heden te 12 uren betrok ik met de Sergeant Poppes de wagt. Ik souf­freer weder aan eene sterke diarrhee, denkelijk veroorzaakt door de strenge koude welke wij nu ondervinden en die zeer gevoelig is. Vooral heden morgen te 7 uur op het apèl was dezelve zeer hinderlijk. Ik kort[t]e hedenavond de tijd met brieven schrijven en gaf dezelve aan Van der Aa mede, die vrijdagmorgen te 4 uren van hier vertrekt. Op de wagt viel heden nagt niets bijzonders voor, zodat wij enige uren gerust op het stro konden slapen.



Officier van de Leidse studenten door Willem Charles Magnenat (1830-1835). Collectie Rijksmuseum, publiek domein. Mogelijk zag het uniform van de Leidse studenten er in 1815 ook ongeveer zo uit.

zondag 20 september 2015

20 september, op jacht

woensdag 20. [September] Heden morgen na het apèl ging ik in mijne eenzaamheid een wandeling doen door een goot bosch naar de zuidkant van ons dorp gelegen en meestendeels uit haselaren, waartuschen hoge opgaande bomen bestaande. Des namiddags gingen Tinco, Grardus1, Poppes, Koon2 en ik op de jagt. Ik had mij reeds bij een jager van een dubbeld jagtgeweer voorzien, hetgeen hij mij leende. Wij deden in het begin wilt op, doch hadden het geluk nog 7 eendvogels te schieten, waarop wij ons des anderdaags zouden vergasten. Onderweg passeerden wij het casteel van de Heer Maire van Douaij, dat nog al fraaij en aan de rijdweg was gelegen. De stad Douaij ligt niet ver van hier doch er mag niemand onzer binnentreden. Dese wandeling was regt aangenaam.
Douaij is volgens het uiterlijk aanzien zeer oud, doch van goede vestingwerken voorzien. Er is mede eene voorname universiteit. De omstreken zijn zeer aangenaam; ik was zeer nieuwschierig dese stad van binnen te beschouwen, doch even als te Valanciennes mogt ons dit niet worden toegestaan. Naar huis kerende, en na overal rondgedwaald te hebben, komen wij op een afgelegen buitengoed, alwaar wij de pijp gingen ontsteken, en een ogenblik verpoosden en met den opziener, een boer, een half uurtje zaten te praten, vervolgens de tuin gingen bezigten en toen weder naar ons dorp gingen.
Thuis komende hoorden wij dat onze Colonel de koorts had. De Lieutenant Van Dalen communiceerde ons het nieuws dat hij zijne aanstelling gekregen had als eerste Lieutenant en adjudant bij het hoofdquartier van den Erfprins te Parijs en dat hij derwaards denkelijk spoedig gaat vertrekken. Dit deed mij zeer leed, daar wij aan hem een zeer goed en braaf officier zullen missen.


Van der Aa verzoekt aan den Colonel verlof voor drie weeken om zijne vrouw3 te gaan bezoeken, en enige zaken te arrangeren welke zijne praesentie vereischen. Het is hier thans zeer koud, hetgeen onder de exercitie welke wij hier op het kerkhof verrichten zeer lastig is.








Eelkje Poppes (1791-1828) door Willem Barteld van der Kooi.






1 Er is geen jager met achternaam Grardus in de compagnie. Waarschijnlijk bedoelt Bavius zijn neef Gerardus Rinia van Nauta (1790-1844), want verder noemt Bavius alleen zijn broers bij de voornaam.
2 J. Koon, mogelijk dezelfde persoon als Johannes Seidel Koon (Leeuwarden 1793-1848), zoon van Matthijs Koon en Petronella Anna Seydel. 
3 Robidé van der Aa was op 22 juni 1815, dus kort voor hun vertrek uit Leeuwarden op 13 juli, gehuwd met Eelkje Poppes.