11 oct[ober]. […] hielden, ging ik den volgenden dag
eene theevisite bij mevrouw maken. Tinco zogt ik ook over te halen van mede te
gaan, doch deze had andere plans en bezigheden,
zodat ik alleen derwaards mij begaf en zeer vriendelijk door mijnheer en mevrouw1 beide wierd gerecipieerd en aldaar een uur à 2 aangenaam, over allerhande oude dingen
met mevrouw pratende, bleef passeren. Ik vond er nog twee dames, beide in
diepe rouw gekleed, zijnde de eene die er heel wel uitzag, na twee jaren gehuwd,
reeds weduw, zijnde haar man bij Waterloo op het bed van eer voor het vaderland
gesneuveld. Het waren, zo ik wel meene, de dochters van den overste Pijman, gewezen
Minister van Oorlog2, en jongere broeder van dezen. Men verzogt mij des avonds
te souperen, waarvoor ik echter moest bedanken, als hebbende reeds andere
plans voor dien avond met mijne camaraden gemaakt.
Vervolgens afscheid van deze goede menschen neemende, begaf ik
mij van daar naar de Sociëteit, alwaar ik mijn oude vriend Verhagen, met wie ik
gedurende mijn academietijd te Groningen menig aangename uren had
doorgebragt, na enige jaren afzijns, rencontreerde3. Hij was thans ritmeester onder de Carabiniers ingehuurd. En in Groningen had ik hem
in 1806. of [180]7. als Lieutenant onder de Dragonders gekend. Ook mijn academie-kennis
de heer Lulofs4, thans professor aan de Academie van Groningen, ontmoetede ik
aldaar en vernieuwden alzo onze vorige kennis.
B.H. Lulofs, prent van Jan Baptist Tetar van Elven naar een tekening van Kayser. Rijksmuseum Amsterdam, Publiek domein.
De buitenwerken der stad, als mede de stadswallen, zijn zeer
fraaij en wel bezienswaardig. Des namiddags ging ik, ald[aar]daar genodigd zijnde,
bij eene mijnheer Welther5 thee drinken, wiens zoon onder hetzelvde Bataillon van mijn broeder Frisius diende,
en zijn vriend was, volgens het zeggen van de oude heer, en ook de Willemsorde
had bekomen. Wij hadden dus druk praten. Het waren vriendelijke lieden. Een heel
aardig nigtje met een kornetje, die er allerliefst uitzag, maakte de
conversatie nog aangenamer. Over ‘t geheel klaagden onze camaraden hier over
slegte logementen die de maire had
doen geven, doch wij hadden het zeer goed.
Des anderen daags ’s morgens[ …]
1 Frederik Adrianus Ludolph Pijman (Zwolle 1751-Zutphen 1820),
majoor onder Daendels (1799), later kolonel. Hij was gehuwd met Eelkje Tervile
(1751-1817), dochter van een militair, zie NNBW
7, 1128.
2 Gerrit Jan Pijman (Deventer
1750-1839) was tot juli 1806 Minister van Oorlog en in 1807 enige maanden directeur-generaal der Posterijen. Hij had een broer Jan Adolf (*1759), een kolonel die in 1812 op de terugtocht uit Rusland is gesneuveld, zie Wikipedia.
3 rencontreerde: onmoette.
4 Barthold Henrik Lulofs (Zutphen, 1787 - Groningen, 849) was een Nederlands schrijver, dichter en vanaf 1815 hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde, welsprekendheid en vaderlandse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij schreef tevens onder de pseudoniemen Bartholomaeus Ludolphides Gelrus, Hilarides en Jan de Schreeuwer, zie
Wikipedia.
5 Mogelijk de vader van Isaak Wilhelm Walther (Amsterdam 1794-Breda 1857).