donderdag 1 oktober 2015

1 oktober, bezoek aan Brussel

Zondag 1 october. Wij hadden den vorigen dag reeds afspraak gemaakt om heden met de bergenaar Brussel te varen en deese stad eens op ons gemak te besien. Wij gingen dus heden morgen reeds vroegtijdig met ons vieren op een karreke naar Trois Fontaines rijden en daar in de berge en zo naar Brussel en bezagen de stad, het park, het paleis van den koning, dat van de Keizer van Rusland, de Marquis de Asse,  de St Goedelekerk, waarin twee pragtige tombes, één van de Marquis De Motte en van de Graaf De Roze als mede de 8 op doek fraaij geborduurde schilderstukken, waarvan één het stelen der hosti[e] verhaalde, het bijzonder fraaije Mariabeeld, de 12 Apostelen, alle meer dan levens­groote, het graf van den Zaligmaker, en meer andere fraaijigheden welke deese kerk versierden en welke wij alle zo maar ter loops konden beschouwen. 
Van hier gingen wij het park beschouwen, zijnde eene uitmuntende schone wandelplaats, op het beste gedeelte der stad gelegen, van ronds­om omringd van de prachtigste gebouwen. Onder meer anderen munt[t]e het paleijs van onzen koning, het hotel van Keizer Alexander, dat van den Marquis D’Assche, wel het meest uit. Van daar gingen wij in het Caffé Imperial, digt aan het park gelegen, een borrel drinken, en zagen van daar den Keizer van Rusland en onzen Erfprins, benevens meer hoge perso­nadiën in hunne prachtige rijtuigen uitrijden naar het Slagveld van Waterloo, begeleijd van de guarde d’honneurs te paard, alle prachtig uitgedoscht, en uit de voorname adel van Brussel bestaan­de.

Alexander I van Rusland (1777-1825) door Carl Gustaf Hjalmar Mörner, 1837. Rijksmuseum, Amsterdam, publiek domein.

Des middags gingen wij bij een restaurateur vrij goed en goedkoop dineren en des avonds de illuminatie die er in de Allée Verte (of Groene Laan) ter ere van den Keizer Alexander en onzen Koning zoude plaats hebben, bijwonen. Dit was het aangenaamste en vrolijkste toneel het welk ik nog ooit in mijn leven heb bijgewoond. Deese allée, welke lijnregt loopt en wel een groot half uur lang is, was aan weerskanten door lampions, die aan de bomen gehangen waren, verligt. Op het uiterste eind derzelve stond eene piramide van latwerk, geheel tot boven met lampions verligt, het geen een prachtig gezigt in de verte opleverde. op het ander einde was een soort van casteel mede van latwerk gemaakt, daarin men het naamcyffer3 van den Keizer en koning door lampions van verschillende couleuren zag uitkomen. Een fraaij orkest van musicanten, hier agter geplaatst, deed eene bysonder fraaije musiek horen. de toeloop van menschen was oneindig, de menigte van fraaije equipages, waarvan de meeste met vier paarden bespannen. Het bijzonder modern makelij, en de fraay gekleede dames welke daarop zaten, kortom de menigte nieuwschierigen welke zich daar hadden verzameld om de hoogte personadiën aldaar op te wagten, die alle momenten van het casteel Schoonenburg4 bij het dorp Laken gelegen terug wierden verwagt, alwaar die middag een prachtig diné[r] had plaats gehad.
Dit gezigt zeg ik was eenig in zijn soort. Niet lang duurde het of de vorstelijke personadiën naderden, alle in hunne prachtige opene reiskoetsen gezeten, zeer plechtstatig en stapvoets begeleijd en omringd door een detachement guarde d’honneur en van een ontelbare menigte gepeupel. Ik had gelegenheid den Keizer van Rusland meer dan een quartier van zeer nabij te zien. Zijn edel en schoon manlijk gelaat tekende vriendelijkheid en grootmoedigheid. Van tijd tot tijd sprak hij met de menig­te en gaf door tekenen met zijn hoofd de goedkeuring aan het volk te kennen. Telkens hoorde men het geroep van Vive L’Empereur Alexander, of Vive L’Empereur magnanime5, en dan eens Vive le Roi6.
Naar alles  op ons gemak bekeken te hebben en reeds moe zijnde van al dat drentelen, gingen wij op het einde deeser allées aan de overkant der rivier bij de opreed naar Laken in een herberg een glas bier drinken en na hier wat te hebben uitgerust, weder des avonds te 11 uur op weg naar Eppichem. Wij hielden ons te Trois Fontaines, alwaar het vrij roemoerig in den herberg was en alwaar zich het jong volk amuseerde nog een ogenblik op, aten een boterham, en vervolgden onzen weg .
Hier zeide men ons dat het nagts zeer onveilig was te gaan dewijl hier eene bende huishield, byzon­der aan de andere kant van Vilvoorden. Er ontmoet[t]e ons evenwel niets byzonders, hoewel het vrij donker was. Dan aan de andere kant van Eppichem, toen wij een stuk bouwland overgingen, viel niet ver van ons een snaphaan schot, het geen,  zo midden in den nagt, ons eenigermate ontzettede. Of dit schot nu op ons is gemunt geweest, kan ik niet bepalen, denkelijk zal het een stroper geweest zijn, althans wij kwamen veilig bij onzen boer thuis en gingen slapen.

1 barge: (verouderd) 1 trekschuit 2 beurtschip, Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal.
2 zie voor de beschrijving van Brussel ook de blog van 2 augustus
3 naamcijfer: monogram.
Toen het paleis van Laken werd gebouwd in 1782, heette het naar het domein Kasteel van Schoonenberg.
5 magnanime (Fr.) edelmoedig, grootmoedig.
6 Willem I was tien dagen eerder, op 21 september in Brussel ingehuldigd als koning.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten