woensdag 30 september 2015

30 september, van Tubize naar Eppegem

Zaturdag 30. [Sepember] ... heden morgen te 6 uren van hier over Halle naar Vilvoorden of Villeforte, doch bleven te Eppichem, een dorp niet verre van bovengemelde plaats. Wij trokken om Brussel heen en hielden een moment bij een herberg buiten de stad stil. Hier zag ik van verre het Statenjagt1 leggen en ging met Boelens, Van Breugel daar een visite doen bij de heer Rengers2 en van H[…]broek3, die ons zeer vriendelijk ontvingen  en alwaar wij een boterham met een stuk rundvleesch aten en ons met een goed glas wijn vervrischten. De compagnie was reeds vooruit, doch ik haalde deselve bij Trois Fontaines weder in.
Hier hielden wij ons enige tijd op en marcheerden van daar naar Eppichem, alwaar wij vernagt[t]en. Biersma en ik wierden een goede 3 quartier uur van dit dorp gebilletteerd bij een boer. Wij hadden veel werk om deese plaats te vinden, dewijl wij allerhande smalle voet- en kronkelpaden moesten passeren.  De man heete Jean Baptist Janssens, geschikte kerel. Na aardappels met spek gegeten te hebben, begaven wij ons op een goed strooleger, in den hoek van de kamer gespreid, ter rust en sliepen als roosen. Hier hielden wij rustdag. Op den ...


De St. Clemenskerk te Eppegem. Foto Rafaël Delaedt (Arafi), 
Wikimedia Commons licentie CC-BY-SA 3.0


1 Dit is een bijzondere mededeling, omdat Friesland van 1796 tot 1894 geen statenjacht had. Zie: Rienk Wegener Sleewijk, De boeier Friso, Fries Statenjacht 1894-1954-1994 blz. 3: het Friese Statenjacht is in 1796 naar Emden verkocht. Ook het Groningse statenjacht is in de Bataafse periode verkocht.
2 niet duidelijk om welke Rengers het hier gaat. Wie weet wie het kan zijn?
3 waarschijnlijk staat hier Hensbroek.

dinsdag 29 september 2015

29 september, Tubise

vrijdag 29. wij marcheerden deese morgen te 6 uuren wederom af naar Halle, alwaar evenwel niet kwamen, maar tot een uur afstands van dien plaats vernagten, in het dorp Tubize, dewijl te Halle heel veel volk was ingequartierd. Hier logeerde ik met Biersma bij eene veuve1De Cocq, een exellente vrouw, alwaar wij heel wel gelogeerd waren. Zij had drie lieve kindertjes, bijzonder het jongste meisje, een aardig snapstertje2, die ons allerhande nieuws uit Brussel verhaalde, alwaar zij bij een oom en tante gelogeerd had en vanwaar zij heden weder teruggekomen was.
Wij waren gelogeerd vlak tegen over de Roomsche kerk, die zeer fraaij is, dog niet zo fraaij als de kerk te Halle, zo berugt wegens de fraaije beelden, bijzonder dat van onze Lieve Vrouw van Halle, waarheen jaarlijks bedevaarten gedaan worden, wel uren gaans ver. Ik heb dezelve niet kunnen zien, doch heb dit van anderen gehoord.


De Grote Markt en de Eglise Sainte-Gertrude in Tubize, oude ansichtkaart.

Des anderen daags passeerden hier de keizer Alexander. Het dorp was bij den ingang met een erepoort, of liever met festons van natuurlijke bloemen,  welke over de straat van het ene huis tot het andere waren vastgemaakt, versierd, waaronder Z.M. mocht doorrijden, voorzien van toepas­selijke opschriften. Lang hadden wij staan wagten, of Z.M. niet haast arriveerde doch het duurde een uur of twee, eer wij berigt kregen van zijne komst en reeds was hij ons gepasseerd voor wij wisten dat het keizer van Rusland was geweest was. Zijne eenvoudige offiersmontering3 en het weinig gevolg het welk hij bij zich had, hadden ons misleid en hem voor een generaal of iemand anders doen aanzien. Alleen de postillon bragt ons uit onze dwaling, die, zo als hij ons met een snelle draf op de hoek van een straat voorbij reed, met zijne hoed zwaaijde, onder het roepen van “Vive l’ Empereur de la Russe”. Toen stonden wij te kijken als gekken en zwaaijden ook dapper met onze politie mutsen, dog het was te laat. Na ons des avonds in de herberg vrij goed geamuseerd te hebben alwaar zeer fraaij gemusiceerd wierd, en waar een allerliefste jonge vrouw, de zuster van de huisheer, ons bediende, gingen wij ter rust. Sliepen dien nagt goed, en marcheerden ...

1 veuve: weduwe.
2 snapstertje: babbelaarster.
3 montering: (veroud). militaire uitrusting.

maandag 28 september 2015

28 september, Soignies

Donderd[ag] 28. [September] heden morgen te 6 uren naar Soigni[e]s alwaar wij vernagt[t]en en zeer goed quartier hadden bij een Monsieur Meurs, een tapper van zijn métier1, zeer goede menschen. Onze slaap­kamer was eenigzints doorluchtig door de menigte van gebroken ruiten welke men, denkelijk uit economie2, had vergeten te laten herstellen. Ik was genoodzaakt om een van onze dekens daar voor te hangen ten einde niet van de togt ons te exponeren en eene verkoudheid op te doen.
Dese stad of burgt is niet onaardig en zeer aangenaam gelegen. De steengroeve, niet ver van daar gelegen, benevens de stoommachiene om het overvloedige water uit dese groeve te putten, waren twee nieuwe voorwerpen voor ons om van nabij te besien en wij  gingen dese zelve avond onze nieuwschierigheid voldoen. Des avonds amuseerden wij ons met enige officieren en vrij­wil­ligers van de Haagsche landmilitie (alle fatsoenlijke lieden), in een naburig coffijhuis. Nog heb ik vergeten te melden dat deze stoommachiene in 6 minuten tien tonnen water uit wierp. Na den avond hier vrolijk met het drinken van allerleij conditien3doorgebragt te hebben, scheid[d]en wij te 10 uren van elkander en ieder ging slapen.

Steengroeve te Soignies, foto Jean-Pol Grandmont, Wikimedia Commons licentie https://creativecommons.org/licenses/by/3.0/deed.en



1 beroep.
2 spaarzaamheid
3 conditie: toast.

zondag 27 september 2015

27 september, van Saint Saulve naar Jemappes

Woensdag 27. [September] ... heden morgen te 6 uren weder van hier naar Mons. Wij passeren de dorpen On[n]ain[g], Quiévrain, Boussu en blijven ’s nagts te Geneppe1, een niet onaardig en groot dorp. Biersma en ik logeerden hier au bout du village, bij eene Monsieur Sapin en hadden het hier zeer goed. Dit dorp is [geruïneerd] door de bataille van 1794 wanneer in het zelve ene hevige bataille voorviel. Na wel gerust te hebben marcheerden wij ...


De slag bij Jemappes door Emile-Jean-Horace Vernet (1821). The National Gallery, London. Wikimedia Commons, Publiek domein.

1 Jemappes. In de Slag bij Jemappes op 6 nov. 1792 versloeg het Franse revolutionaire leger het numeriek sterkere leger van de Oostenrijkse keizer.

zaterdag 26 september 2015

26 september, van Lallaing naar Saint Saulve

Dingsdag 26 [September] heden morgen te 8 uren vertrokken wij welgemoed en vrolijk van Lallaing naar Sint Saulve, passeren de dorpen Pecquencourt, Somain, Fenain, Ansin, en zo vervolgens trokken wij om Valanciennes heen en hielden te Anzin een ogenblik halte. Ik dronk hier spoedig een kop koffij met enige eieren. Nergens in geheel Vlaanderen heb ik zulke lekkere boter gegeten als hier, dezelve konde wel in smaak met de Vriesche wedijveren.



Lallaing ligt links op de kaart naast Douai, Saint Saulve rechtsboven Valenciennes

De weg welke wij thans passeerden, was zeer aangenaam. Een paar nieuwe schoenen welke ik te Lalaing had laten maken en op dese marsch voor ’t eerst had aangetrokken, veroorzaakten mij veel
pijn aan de voeten zodat mij het gaan bezwaarlijk viel en ik tusschen beiden van de bagagewagen moest gebruikmaken.
Wij kwamen zonder dat ons iets van enig belang ontmoet[t]e des namiddags ongeveer te 4 à 5 uren te Sint Saulve. Onsen Capitein Spengler had ons tot hiertoe begeleijd en het was wel zijns ondanks dat hij onze compagnie niet verder mogt begeleijden. Doch de Generael Douw, welke dese divisie com­man­deerde, had stelligen orders gegeven dat onze capitein den zelvden avond zich weder in zijn cantonnement [zou] bevinden.
Het commando over de compagnie wierd thans door Zijn Edele1 aan de Sergeant Majoor Simon opgedragen en wij allen namen van onzen braven capitein een aandoenlijk afscheijd. Hij zelve
was niet minder getroffen en het viel hem zeer hard, eene compagnie te verlaten, welke hij met zo veel genoegen had gecommandeerd. Na tesamen in het gezelschap van onzen Capitein in nog een frisch glaasje gedronken te hebben, scheijden wij van elkander en zagen hem ver­trekken. Ieder zogt thans zijne vorige quartieren weder op en wij, namelijk Tinco, Van Schelle, Biersma en ik gingen weder bij Monsieur Delralé Jozef en zijne beminlijke famille logeren. Daar komende wierden wij door die vriendelijke menschen met open armen ontvangen en dien avond op een heerlijk soupé geregaleerd2. Er waren nog twee militairen van den train gelogeerd, een Lieutenant en een Jonker, volgens hun zeggen twee onbeschofte kerels, die niets naar hun zin was te doen. Wij bragten hier een zeer aangename avond door en gingen niet vroeg te bed. Tinco moest des nagts met Everts[z] weder voorwaarts naar Mons om quartier te maken. Zij vertrokken des nagts in een karretje met één paard onder het faveur3van een aanhoudende regen en wij gingen nog een [weinig] slapen en vertrokken ...



1 bedoeld is door de generaal.
2 regaleren: (Fr.) vergasten, trakteren.
3 ironisch bedoeld: 'onder het gunstige gesternte van'

vrijdag 25 september 2015

25 september, we gaan morgen naar huis!

Maandag 25. [September] ’s Morgens was ik wederom present op het appel. Heden namiddag gebeurde er iets dat niemand verwagt had. Des nademiddags op ’ t appel zijnde en naar buiten marcherende, naar een stuk lands vlak voor ’t casteel van de maire, liet de capitein de kring formeeren en commu­ni­ceerde aan alle de manschappen dat zijn Edele1 heden morgen met de post de orders had ont­van­gen dat wij morgen zouden marcheren. Iedereen dagt dat het nu verder Frankrijk in ging, doch hij liet er kort op volgen dat de marsch naar Holland ging en hij ons dieshalven excuseerde van de exer­ci­tie, ten einde ons tot het vertrek gereed te maken.
Voor ik dus van Lallaing voor altoos afscheid neme, wil ik nog een korte beschrijving geven van de situatie van dit dorp. Het zelve is geen onaardig dorp, rondsom van boschen en bouwlanden omgeven. Den weg naar Douaij, aan weerskanten met hemelhoge populieren beplant, is schilder­agtig fraaij en levert eene aangename wandeling op. Het dorp zelve prijkt niet met uitnemende gebouwen. Het casteel waar in oude tijden de graven van Lalaing resideerden en thans aan den Grave van Arenberg toebehorende, is zeer oud en alleen daarom eerbiedwaardig, anders is er van binnen niets merkwaardigs te zien en de meeste vertrekken zijn in eene moderne smaak. Dese Graaf passeert er jaarlijks enige weken om het vermaak der jagt te genieten. Wentholt en Van Breugel waren hier gelogeerd. Den druiven van de Graaf waren zeer lekker, ik heb er mij meermalen op vergast.

Van het kasteel van de graaf van Arenberg rest alleen nog een poortgebouw.












Het casteel van de maire, de pastorie en dat van eene gepensioneerd generaal, alwaar de Capitein logeerde, verdienen mede eene uitzondering. Voor het overige was het een arm dorp, dat [leefde]van de vlaschteelt, enige goede boeren uitgezondert. De Schelde stroomt niet ver van dit dorp in onderscheide kronkelingen voort, het geen er nog al enige levendigheid, door de scheep­vaart aan toebrengt. Zie daar alles wat ik er van weet te zeggen.
Na onze plunjes gepakt te hebben, bragten wij den avond gezamenlijk vrolijk door bij onze cantinière en spoelden alle onze zorgen met een goed glas wijn op de heugelijke en gelukkige terug­komst naar het vaderland af. Tinco en Everts2 zouden des avonds vertrekken om de quartieren te Sint Saulve in gereedheid te maken.


1 bedoeld wordt de kapitein.
2 Dirk Arend Evertsz (Joure 1792-Joure 1831), han­dels­bediende (1812-1815) en koopman (1818-1831), zoon van Arend Everts Evertsz, maire van Joure en Geertje Durks Bakker. Evertsz was in 1813 garde d'honneur onder Napoleon geweest. Hij trouwde Joure 1818 Geertje Gerbens Smynga.

donderdag 24 september 2015

24 september, een gezellige avond

Zondag 24. [September] Heden morgen woonde ik de mis te Lallaing bij. De kerk is niet fraaij, de pastoor welke de mis bediende is een zeer eerwaardig en braaf man, volgens zeggen van De Jong en Haefkens die bij hem logeren.
Heden nademiddag gingen Tinco, van Schelle, Biersma, Nauta en ik eene wandeling maken naar de faubourg St Marie bij Douaij. Het was heden eene schone dag. In eene herberg aldaar, alwaar ge­danst wierd, dronken wij met elkander een goed glas wijn en amuseerden ons heel goed. 
Hier kwa­men zeer veel fatsoenlijke lieden uit de stad zich amuseren. Men danste in de open lucht op een vierkant plein. Rondsom waren prieëlen waar men kon gaan zitten, fatsoenlijk en onfatsoenlijk, alles danste hier onder elkander. De Fransche vrouwen, weet men, zijn zeer gesteld op zich netjes te kle­den. Het was een aardig contrast: hier en daar zagen wij gezichten van oude bekenden in Vriesland, onder anderen zag ik een persoon die sprekend op de gewesen L[..]itus Lochner1geleek, wederom een ander die2 en wel onder de dames die veel geleek op de oude mevr. Sixma. Dit leverde een in waarheid allerkoddigst toneel op en men verbeelde zich weder in Friesland verplaatst te zijn.
Na enige tijd ons in ’t gezelschap van dese heren en dames geamuseerd te hebben, gingen wij zo ongeveer te 7 uren langs een ander pad weder naar Lallaing. Ik ontving dien avond een brief van papa, mij de aangename tijding brengende dat alles thuis welvarend zich bevondt, doch dat zijn Edele3 ons nog niet spoedig thuis verwagt, dewijl volgens zeggen van den heer Kluit4  (die toen buiten logeerde) en de vrijwillige corpsen verder in Frankrijk op zouden trekken en denkelijk wel overwinteren. Heden hoorde ik van De Jong dat de compagnie Leijden studenten 1½ uur van ons lagen, in het dorp Masny.

Journal des Dames et des Modes, Costumes Parisiens, 27 novembre 1798. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. Publiek domein.



1 er zijn in Friesland enkele personen met deze achternaam. Het woord ervoor kan ik niet lezen. Wie heeft een idee?
2 hier loopt de tekst niet goed door. Er begint een nieuwe bladzijde, waar bovenaan staat geschreven beschrijving van Lallaing.
3 bedoeld wordt de vader van Bavius.
4 de achternaam Kluit komt niet voor in Friesland in die tijd, waarschijnlijk iemand van buiten de provincie.

woensdag 23 september 2015

23 september, weer beter

Zaturdag 23. [September] Heden morgen weder thuis gebleven van 't appel. Ik bevind mij weder veel beter. Mijn hospita geeft mij een middel om dese diarrhee te herstellen en na het gebruik van dat middel gevoel ik mij merkelijk beter.
Desen dag deed ik ruim tijd om brieven te schrijven aan mijne goede vrienden en aan mijn broeder Frisius. Wentholt, Fontein, Tinco en Grardus Nauta komen mij bezoeken en een pijp bij mij roken. Mijn hospes L’Ainé bezorgt dese brief des anderen daags te Douai op de post.









Pijp rokende man, ets door J. Muys, 1810. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. Publiek domein.

dinsdag 22 september 2015

22 september, een rustige dag

vrijdag 22. [September] De Lieutenant Pruis vertrok heden morgen met Van der Aa tot [Le] Quesnoy. Heden bleef ik thuis van 't avond appel. Tinco bezorgt mij heden avond een brief van Spree1 van den 4 augustus.

Gravure van Portret van Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa door Philippus Velijn naar een tekening van Willem Grebner, (1804-1836). Rijksmuseum, Amsterdam, Publiek domein.


1 waarschijnlijk Mr David Spree (Harlingen 1792-Leeuwarden 1852), vanaf 1817 rechter bij de rechtbank in Sneek.

maandag 21 september 2015

21 september, op wacht

Donderdag 21. [September] De Fransche nieuwspapieren heden ontvangen, maken melding van het ophanden zijnde vertrek der Hollandsche vrijwilligers naar hunne respective departementen, en dat men te Leijden reeds grote aanstalten maakte om het corps studenten aldaar bij hun retour met alle luister te recipiëren, welk corps aldaar in het begin der volgende maand (october) verwagt wort. Onder enige van onze compagnie verwekte dit nieuws veel blijdschap, andere, waaronder ook mijn per­soon, wenschten liever hogerop te marcheren en iets meer van Vrankrijk te bezien. Onze wen­schen liepen dus vrij wat uit een. Heden te 12 uren betrok ik met de Sergeant Poppes de wagt. Ik souf­freer weder aan eene sterke diarrhee, denkelijk veroorzaakt door de strenge koude welke wij nu ondervinden en die zeer gevoelig is. Vooral heden morgen te 7 uur op het apèl was dezelve zeer hinderlijk. Ik kort[t]e hedenavond de tijd met brieven schrijven en gaf dezelve aan Van der Aa mede, die vrijdagmorgen te 4 uren van hier vertrekt. Op de wagt viel heden nagt niets bijzonders voor, zodat wij enige uren gerust op het stro konden slapen.



Officier van de Leidse studenten door Willem Charles Magnenat (1830-1835). Collectie Rijksmuseum, publiek domein. Mogelijk zag het uniform van de Leidse studenten er in 1815 ook ongeveer zo uit.

zondag 20 september 2015

20 september, op jacht

woensdag 20. [September] Heden morgen na het apèl ging ik in mijne eenzaamheid een wandeling doen door een goot bosch naar de zuidkant van ons dorp gelegen en meestendeels uit haselaren, waartuschen hoge opgaande bomen bestaande. Des namiddags gingen Tinco, Grardus1, Poppes, Koon2 en ik op de jagt. Ik had mij reeds bij een jager van een dubbeld jagtgeweer voorzien, hetgeen hij mij leende. Wij deden in het begin wilt op, doch hadden het geluk nog 7 eendvogels te schieten, waarop wij ons des anderdaags zouden vergasten. Onderweg passeerden wij het casteel van de Heer Maire van Douaij, dat nog al fraaij en aan de rijdweg was gelegen. De stad Douaij ligt niet ver van hier doch er mag niemand onzer binnentreden. Dese wandeling was regt aangenaam.
Douaij is volgens het uiterlijk aanzien zeer oud, doch van goede vestingwerken voorzien. Er is mede eene voorname universiteit. De omstreken zijn zeer aangenaam; ik was zeer nieuwschierig dese stad van binnen te beschouwen, doch even als te Valanciennes mogt ons dit niet worden toegestaan. Naar huis kerende, en na overal rondgedwaald te hebben, komen wij op een afgelegen buitengoed, alwaar wij de pijp gingen ontsteken, en een ogenblik verpoosden en met den opziener, een boer, een half uurtje zaten te praten, vervolgens de tuin gingen bezigten en toen weder naar ons dorp gingen.
Thuis komende hoorden wij dat onze Colonel de koorts had. De Lieutenant Van Dalen communiceerde ons het nieuws dat hij zijne aanstelling gekregen had als eerste Lieutenant en adjudant bij het hoofdquartier van den Erfprins te Parijs en dat hij derwaards denkelijk spoedig gaat vertrekken. Dit deed mij zeer leed, daar wij aan hem een zeer goed en braaf officier zullen missen.


Van der Aa verzoekt aan den Colonel verlof voor drie weeken om zijne vrouw3 te gaan bezoeken, en enige zaken te arrangeren welke zijne praesentie vereischen. Het is hier thans zeer koud, hetgeen onder de exercitie welke wij hier op het kerkhof verrichten zeer lastig is.








Eelkje Poppes (1791-1828) door Willem Barteld van der Kooi.






1 Er is geen jager met achternaam Grardus in de compagnie. Waarschijnlijk bedoelt Bavius zijn neef Gerardus Rinia van Nauta (1790-1844), want verder noemt Bavius alleen zijn broers bij de voornaam.
2 J. Koon, mogelijk dezelfde persoon als Johannes Seidel Koon (Leeuwarden 1793-1848), zoon van Matthijs Koon en Petronella Anna Seydel. 
3 Robidé van der Aa was op 22 juni 1815, dus kort voor hun vertrek uit Leeuwarden op 13 juli, gehuwd met Eelkje Poppes.

zaterdag 19 september 2015

19 september, rustdag in Lallaing

Dingsdag 19. Heden morgen wierd er dan ook een dagorder van den Colonel in den kring afgelesen, waarbij hij bij poene van 25 aarspriegels1 aan ieder verbood iemand van onze compagnie met woor­den of daden te beledigen. Dit had een gewenscht effect en wij hadden rust.
Heden ontvingen vele van de onze brieven van huis, doch ik moest dit genoegen ontberen. Ik schreef heden weder mijne ouders. En daarna deed ik in gezelschap van Tinco, Biersma, Nauta eene
wandeling langs de rivier de Schelde die van Valanciennes af tot kort bij dese plaats langs loopt, en op vele plaatsen zeer diep is. Wij zagen hier een zonderling makelij van schepen (die zeer lomp en zwaar waren) en door menschen wierden getrokken tegen de stroom op.



'Bord de Scarpe' (Oever van de Schelde) door Constant Dutilleux (ca. 1860). Musée des Beaux-Arts, Arras. Wikimedia Commons, publiek domein.

1bij poene van 25 aarspriegels: op straffe van 25 slagen op het achterwerk.

vrijdag 18 september 2015

18 september, van Aniche naar Lallaing

Maandag 18 dito. Na dese nagt, op een zindelijk en goed bed gerust en wel doorgebragt, van mijne vriendelijke hospes en hospita afscheid genomen en de lieve beminlijke bruid een lekkere zoen gegeven te hebben, begaf ik mij op het bepaalde uur, zijnde te half 9, naar de plaats van het apèl, die zeer nabij mijn  kwartier en genoegzaam voor de deur was. Wij vertrokken zo laat omdat wij hier twee compagniën van het bataillon moesten blijven inwagten. Thans maakten wij de Staf compagnie uit, en marcheerden met onzen colonel, den Cap[itein], adjudant Plappert en den docter en quartiermeester Prins, naar Lallaing en arriveerden aldaar te groot 12 uren op de middag, dus een kleine marsch. Wij passeren het dorp Manie1 en nog een andere, welks naam mij niet invalt2. De streken zijn hier zeer boschrijk en aangenaam.
Ik had het geluk van met mijn vriend Biersma een vrij goed quartier te krijgen bij enen koopman, Christofe Masingue, en krijg een corporaals billet. Het logement, vooral de slaapplaats was echter niet uitstekend, want nagts konde men wegens dit heirleger van flooijen geen oog toedoen, doch de vriendelijkheid en gedienstigheid der menschen vergoed[d]e alles. De man des huises was zelden thuis doch de vrouw hield huis met een andere Franschman, Lainé geheten, een knappe aardige vent, die vrij goed Hollandsch kon klappen en te voren in Holland als militair veel had verkeerd. In ver­gelijking van andere van onze camaraden hadden wij het goed.
Des avonds hielden wij om het schone en aangenamen weder sociëteit voor den deur van een herberg, niet ver van ons quartier, en amuseerden ons hier zo vrolijk mogelijk. Onze colonel en de andere officieren zitten vriendschappelijk mee in den kring en neemen deel in de algemeene vrolijkheid.
Dewijl er op de marsch herwaards enige onaangenaamheden tusschen de onze en de Jagers van het betaillon hadden plaats gehad, dewijl enige van hun zich hadden verstout, bij onderscheide gele­gen­heden, onze compagnie insolenties te doen, denkelijk uit jalousie, haaren oorsprong nemende, dewijl wij thans de Staf compagnie uitmaken, beloofde ons de colonel, de behoorlijke satisfactie hierover te zullen doen erlangen3.


Boerderij in Eth. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.


1 Masny, ten noordwesten van Aniche.
2 dit moet Montigny-en-Ostrevent geweest zijn.
3 satisfactie te doen erlangen: genoegdoening te krijgen.

donderdag 17 september 2015

17 september, van Jenlain naar Aniche

Zondag 17. [September] Reeds lang had ik plan gemaakt om Valanciennes te gaan bezien. Desen dag was hier toe bestemd en te 7 uren was de reijs bepaald in gezelschap van Van der Aa en de beide Poppessen, Dog, mij gereedmakende en mijn gezelschap gaande afhalen, kwam te half 7 uren de onverwagte orde[r] van de Capitein om zich gereed te maken, ten einde met een half uur marschvaardig te zijn, om naar de omstreeken van Douaij - het dorp waar, onbekend - te marcheren. Naderhand, hoorde ik dat het Lallaing was.
Dit was wat anders te zeggen dan een pleijsier reijsje te doen. Net en proper uitgedoscht, maakte ik maar spoedig in mijn quartier te zijn, kondigde dit aangenamen nieuws mijne camaraden aan, die nog niets wisten, en toen was het repje scheerje om maer de randsels gepakt te krijgen. Velen hadden nog goed in de was en dit moest er zo maar nat in. Ik nam een hartroerend afscheijd van onsen vriendelijke hospes, die nimmer nog een vriendelijk woord gesproken had, gaf een handdruk aan onze hospita en hare dogters, dien alle mogelijk  zeer verblijd zullen geweest zijn, dat zij ons afscheepten, en wij spoed[d]en ons naar de plaats van ’t appel. En te half 9 uren verlieten wij het aangename Jenlain en marcheerden dezen dag wel 6 uren ver met de randsel op den rug, in t begin met geforceerde marsch, dewijl wij veel te laat waren op marsch gegaan, en het bataillon ons reeds 1 ½ uur vooruit was, dewijl wij het verste van alle de compagniën verwijdert lagen van de plaats van het generale rassemblement2.
Wij vonden het bataillon evenwel kort bij het dorp Fontanel1 en marcheren van daar met het zelve naar Aniche3 alwaar onze compagnie nagtkwartier kreeg. Vele hadden het desen dag zwaar te verantwoorden wegens de gelijke warmte en het dragen van den randsel. Ik was mede zeer ver­moeyd en blijde een goed quartier te vinden bij Mr Pierre Aadré en desselfs gemalinne, zijnde van beroep bakker. Ik trof hier eer goede en hupsche4menschen die mij van alles ruim voorzagen en ik had het geluk van met veel graagte mijn souppé5, dat in een lekker salaadje en vlees bestond, te nuttigen. De vrouw was een dikke madam, die bij gebrek van een been hiertoe een stoel gebruikte op welkers mat zij met den stomp leunde, en welke alzo de plaats van het verloren been vervulde, en hiermede konde zij zich zeer gezwind van eene plaats naar de andere begeven.

Zij bezat mede het talent van alle vrouwen van onophoudelijke te babbelen en mij telkens naar allerhande zaken te vragen, die hare nieuwschierigheid prikkelden. Hare dochter, die reeds de bruid6 was en met haar bruidegom ons gezelschap kwamen vermeerderen, was een zeer schoon meisje en zag er allerliefst uit.
Na een kleine wandeling in het dorp gemaakt en mijn broeder en Van Schelle een bezoek gegeven te hebben, ging ik naar huis en slapen. In dit dorp vond men vele koolmijnen. De tijd liet mij niet toe mij in dese onderaardsche en schrikverwekkende diepe holen te laten nederdalen, het geen door middel van een vierkante bak begeleijd van twee mijnwerkers zo zwart als duivels gedaan wort. Het dorpje is vrij groot en niet onaangenaam.








"Mines d'Aniche - Mineurs à l'abattage", anoniem. Wikimedia Commons, publiek domein.






1 Het gehucht La Fontenelle ten zuiden van Valenciennes. Hier lag ooit de gelijknamige abdij Fontenelle, in 1793 verwoest.
2 rassemblement: verzamelpunt.
Aniche, ten westen van Valenciennes halverwege de weg naar Douai gelegen.
4 hupsch: aardig, vriendelijk.
5 souper: late avondmaaltijd.
6 die reeds de bruid was: die al verloofd was.
7 Bij de mijnramp van Aniche in 1827 kwamen 9 mensen om het leven.

woensdag 16 september 2015

16 september, begrafenis

Zaturdag 16. [September] Heden was het eene treurige dag voor ons allen, daar dese dag bestemd was, om het stoffelijk overblijfsel van den heer Schmids ter aarde te bestellen.
Rouwadvertentie voor Pieter Schmitz in de Leeuwarder Courant van 27 en 29 sept. 1815. Bron: Delpher

Des namiddags te 2 uren zou dese treurige plechtigheid met militaire honneurs plaats hebben en de gansche compagnie, benevens de officieren, de heer Colonel en andere aldaar liggende officieren van de pontonniers zouden het lijk tot aan het graf vergezellen. Het lijk wierd vooraf gegaan door de fourier Van Schelle, de majoor van de halvemaanblazers, door 5 halvemaanblazers gevolgd, alle benevens de officieren en manschappen met zwart krippen floers aan den arm. Vervolgens twee tamboers, wiens trommen, alsmede de halve manen met zwart waren overdekt, en dus een treurig dof geluid gaven. Hierop volgde een peloton van twaalf man met de geweeren overdekt onder den linker arm, gecommandeerd door den eersten Sergeant. Bij dit peloton had ik mede de eer te assisteren. De overige Jagers volgen met hun jagdgeweer. Het lijk werd gedragen door door 8 Jagers. Aan weerskanten der kist was de sabel en schede van den overledenen geplaatst. Bij het uitdragen van het lijk en toen het op de baar gezet wierd, wierd er een generaal salvo gegeven. Vervolgens avanceerde de trein langzaam en statig. Een treurig muzijk, bestaande uit halvemanen, afgewisseld door het doffe geluid der trom liet zich van tijd tot tijd horen. Bij het kerkhof gekomen, wierd het lijk rondom de kerk gedrage[n], en vervolgens bij den reeds daartoe gegraven kuil op een afgelegen ongewijde plek gronds, nedergezet.

Jenlain, kerkhof. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.

Zodra de kist van de bare geligt was, geschiede er weder ene generale décharge met het klein geweer, daarop formeerde zich de trein in een halve kring en de heer Van der Aa, als daartoe ver­zogt, reciteerde een treffende en aandoenlijke lijkrede in dichtmaat bij het graf van den over­le­de­nen. Overal heerscht een plechtige stilte, en stille tranen door snikken afgebroken geven genoeg­zaam te kennen, hoezeer een ieder der aanwesende, de enen meer de andere minder, het tref­fend verlies gevoelt. De Collenel zelve, benevens de overige officieren, zelfs enige der bijzijnde Fransche boeren, waren getroffen. Inzondert verdient het gedrag van twee Fransche vrouwen, welke de overledene zo getrouw en menschlievend in zijne ziekte hadden opgepast en niet tegenstaande de besmetting bij hem hadden gewaakt, met lof hier gemeld te worden. Zij zijn hiervoor ook goed beloond.
De zonderlinge manier van lijken te bekleden in een wit linnen zak, zodat men niets van de gedaan­te, nog het hoofd konde beschouwen en het geen tot aan de voeten gesloten was, liep ons in het oog. Doch dese gewoonte wierd thans op order van den capitein niet gevolgd maar zo als bij ons de gewoonte was.

Na het verrichten deser treurige plegtigheid en om het leed een weinig te verzetten, begaven wij ons naar het coffijhuis of Sociëteit. Des avonds had er een ijslijk zwaar onweder plaats, het had desen dag reeds ijslijk heet geweest. Heden avond dronken wij met elkander op zijn Hollandsch een lekker kop of liever glaasje thee, want aan dit gereij ontbrak het hier. Onze cantinière had zich op onze gedurige vraag hier van voorzien. Morgen was ik voornemens naar Valanciennes te rijden.


dinsdag 15 september 2015

15 September, Smit overleden

vrijdag 15. Sept. Heden morgen na het appel ging ik met Haefkens en Biersma naar [Le] Quesnoy. Wij passeren het dorpje Orsinval, zeer aangenaam en romanesq in een valleij gelegen, kort bij de straatweg, doen vervolgens eene wandeling door de stad, die klein en zeer oud is. De fortificatien zijn sterk en van hoge muren voorzien, de buitenwerken uitgestrekt, de Grand Marché, Place Roijale, caffé Rue de Valanciennes, t Hotel de Ville; de Ecuries, t’artilleriepark, veldsmederij buiten de stad, waren de voornaamste bijzonderheden, welke hier onze aandagt tot zich trokken. Vele schone vrouwen, uitgezondert eene die ook zeer fraay was, levert desen stad niet op.

Le Quesnoy, Porte Fauroeulx met op de achtergrond de toren van het stadhuis. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.



Thuis komende hoorden wij het treurig bericht dat onse vriend Smit des morgens was overleden.
Dit trof mij en ieder om zo bijzonder sterk, ook was mijn hart met een diep medelijden aangedaan, op het denkbeeld, hoe zeer dit verlies zijne ouders zoude moeten treffen, wanneer zij dese treurige tijding moesten vernemen.
Heden was er ook een gerugt dat onze compagnie naar Bauvais zoude marscheren.

maandag 14 september 2015

14 september, Smit is ernstig ziek

Donderdag 14. dito. Heden weder het gewoon appel te 7 uur voor des Capiteins woning, aan de chausse, op het uiterste eind van het dorp gelegen. Onder het gaan derwaards hoorde ik dat onze kamaraad Smit een zeer slegte nagt hat gehat en dat men aan zijne opkomst twijfelde. Dewijl Otterlo, die tot dusverre als compagnies doctor had gefungeerd en den patient dagelijks bezogt, het niet voor zijne rekening durfde nemen, wierd de doctor van het Bataillon gehaald, die de zieke zeer erg vond. Men vleijde zich heden dat de crisis zoude komen dan helaas, het was een zeer kwaadaardige zenuwkoorts waarvan de gevolgen alrede klaar waren vooruit te zien.  Hij was alrede buiten kennis en zodanig verzwakt dat hij als een kind moest worden behandelt. Evenwel zoals het doorgaans gaat, men vleijde zich nog zo lang er maar leven was.

Zieke man krijgt te drinken, ets door P.M. Molijn (1829-1849). 
Collectie Rijksmuseum Amsterdam, publiek domein.

Ik hield mij heden weder onledig met een brief naar huis te schrijven en maakte plan om weder een toertje naar de vesting Quesnoij te doen, het geen ik evenwel tot morgen uitstel omdat heden veel
heb te schrijven aan mijne vrienden Van Stierum, Herbel[l], Meurs1 etc., ook eene aan de postmeester te Mons over een brief welke aldaar moet leggen, door mijn broeder F[riusius] aan mij geschreven.


1 waarschijnlijk mr. Wicher Meurs (Dronrijp 1772-Sneek 1831), evenals Bavius van Hylckama rechter te Sneek  (1911-1819), van 1819-1831 president van de rechtbank te Sneek.

zondag 13 september 2015

13 september, exerceren

13. [Sept.] Heden morgen te 6 uren marcheren wij met de compagnie af naar het dorp Famars, om de exercitie met het bataillon bij te wonen, het was heden weder ondraaglijk heet. Er wierden verschei­de manoeuvres verricht die alle vrij wel wierden uitgevoerd.
Bij het afmarscheren na geëindigde exercitie vielen er enige onaangenaamheden tusschen den Capitein Spengler en den Lieutenant Van der Boomkes voor, veroorzaakt door enige insolentiën1, aan onze compagnie aangedaan door zijn volk, waarvan men hem als den aanlegger verdagt hield, en waaromtrent wij ons bij den Capitein beklaagden.
Na enige verversching in den herberg van genoemd dorp gebruikt te hebben, marscheerden wij weder huiswaards en arriveerden te 3 uren weder te Jenlain.
Te 5 uren was er ongewapend appel en hier hield onze nieuwe Capitein, een uitmuntende beste kerel, aan ons eene korte doch welmenende aanspraak in den kring en recommandeert zich in onze vriendschap en zegt ons dat hij buiten den dienst eene familiaire conversatie met ons verlangt en dat voor een ieder daartoe de deur van zijn logement altoos geopend is, doch dat hij in den dienst gene de minste conniventie2 kan nog mag gebruiken, maar ook niet het minste zal verschonen. Wenscht en verwagt van ons, dat wij alleen door ambitie gedreven als soldaat onzen plicht zullen doen, en zo
wij verlangen hem te bezoeken, dat wij zulks dan mogen tonen door veel bij hem te komen.



1 insolentie: belediging.
2 conniventie: toegevendheid.

zaterdag 12 september 2015

12 september, onze officieren uitgezwaaid


Landweg tussen Wargnies-le-Grand en Eth. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.

12 [September] te 3 uren heden morgen stonden reeds de nodige wagens gereed, op ieder van welke wel 12 man en meer konden geborgen worden en wij reden af. Het schone weder begunstigde onse reijs en wij arriveren zo ongeveer 9 a 10 uren te Elouges, het zelfde dorp waar wij op onze heenmarsch overnagt hadden. Na hier een groot half uur ons opgehouden te hebben, namen wij allen afscheid van onze brave officieren, welkers vertrek een ieder zeer ter harte ging. En namen weder den terug reijse naer ons dorp aan. Hunlieden plan was om dien dag tot Brussel te reijsen, en vervolgens ging de Capitein zijne vrouw van Leeuwarden halen. Zij nemen vele brieven mede.
Nimmer vergeet ik de hitte welke desen dag bijkans niet was te dragen. Een wolk van stof welke ons het gezigt in de verte geheel benam en altoos den wagen vergezelde, dewijl het reeds heel lang gedroogd had, veroorzaakte dat men bijkans geen adem konde halen en wij er uit zagen, even
als pruikemakers. Om niet denzelvden weg te rijden gaan wij terug over St. Saulve, stappen bij ons coffyhuis af, om enige verversching te gebruiken en yder bezoekt thans zijne vorige quartieren. Ik ga met enige mijner camaraden naar ons vorige logement, door Falli Jolie bewoond, waar wij zo menige pijp hadden gerookt, en ga mamsel Izabelle bezoeken. Hier wierden wij op een lekker vles wijn verrascht. Nu, hij heeft ook goede dagen van ons gehat.
Van hier rijden wij over Saultain en Curgies naar huis en komen te 3 uren in het dorp. Onze capitein ontslaat ons heden van het avond appel.
Ik ontving heden met de post een brief van mijn vriend Van Stierum1 gedateerd den 4 augustus, dus reeds zeer oud, evenwel zeer welkom.



1 Albert Dominicus graaf van Limburg Stirum (Leeuwarden 1788-Leeuwarden 1832), stierf ongehuwd, ontvanger der registratie en hypotheekbewaarder te Sneek.

vrijdag 11 september 2015

11 september, afscheidsfeest van onze officieren

maandag 11. [September] heden morgen te half 7 uren betrek ik weder de wagt tot 12 uren in de middag. Ik amuseer mij hier weder met een brief naar huis te schrijven, en des avonds eene aan  M. en H.
Des avonds op het apel neemt de Lieutenant Lutjes uit naam van den Capitein een aandoenlijk afscheid van de Compagnie, alsmede de Lieutenant Hanegraef. De Capitein was te zeer getroffen, dit zelve in persoon te komen doen en liet om die reden zijne excuses maken. Van der Aa beantwoorde deze afscheijdsrede, uit naam der gansche Compagnie, in zeer vleijende en welgepaste bewoor­dingen.
Heden morgen had de Lieutenant Hanegraaf reeds afscheid van ons in den kring genomen. kortom deze dag was in vele opzichten recht aandoenlijk. Men maakte onder elkander het plan, om onze officieren, wiens vertrek op morgen bepaald is, gezamenlijk uit geleijde te doen tot een uur of 3 afstand ’s van ons cantonnement en verzogten hier toe van onzen nieuwen Capitein de Heer Spengler1 verlof, het geen door dezelve zeer vriendelijk wierd geaccordeert. Bragten vervolgens den nagt vrolijk en slapeloos door, om des morgens te 3 uren gereed te kunnen zijn om te vertrekken.

J.Th. van Spengler, collectie Haags Gemeentearchief.




1 Johannes Theodorus van Spengler (Zutphen 1790-Gendringen 1856), 1816 geadeld als jonkheer, vervulde verschillende militaire functies, zoals kapitein, 11de bataljon infanterie van linie, van 1 december 1814 tot 9 juni 1815; compagnieshoofd, van 9 juni 1815 tot 16 november 1815; commandant, bataljon Jagers nummer XVI, van 16 november 1815 tot 1 januari 1819. Minister van Oorlog in het eerste kabinet Thorbecke (1849-1852) en minister van Marine ad interim (1851).

donderdag 10 september 2015

10 september, naderend vertrek

Den 10. [September] er loopt een gerugt, dat de studenten van Leijden contra order bekomen hebben, en niet zo als men voor korte dagen geloofden, naar Holland zullen marcheren. Heden morgen op het appel communiceerde men ons dat onze officieren met 2 dagen moeten vertrekken naar Holland, ten einde zich naar de plaats van hun embarquement1te begeven. Een ijder onzer is zeer verslagen over deese tijding. De Capitein zelve is zeer getroffen alsmede de beijde Lieutenants, te meer dewijl zij gehoopt hadden onse compagnie weder naar Vriesland te zullen geleijden. Wij krijgen thans andere officieren van het bataillon om hun te remplaceren2.

Heden middag moet ik weder de wagt betrekken, doch word des avond te 6 uren afgelost, dewijl er order komt om den volgenden morgen de grote revue voor den Generael Stedman te passeren en ons dus tijd te geven om onze Spullen in orde te maken en de geweren te poetsen. Doch 's avonds arriveert de heugelijke tijding dat deese inspectie is uitgesteld tot nader orders dewijl voormelde Generael een val met zijn paard heeft gedaan en zich ongesteld bevind. Wij blijven dus den avond met onzen officieren, die ons nu spoedig zullen verlaten, vrolijk doorbrengen.

Portret van C. van der Vlies als Vrijwillige Jager der Leidse Hogeschool, 1830, Leendert Springer (I), 1830 - 1831. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, publiek domein. Het uniform van de Leidse studenten zal er in 1815 waarschijnlijk ook ongeveer zo uitgezien hebben.



embarquement: inscheping, namelijk vanwege hun vertrek naar Nederlands Indië. Het ging om kapitein Broüerius van Nidek en de luitenants Hanegraaf en Lutjes.
2 remplaceren: vervangen.

woensdag 9 september 2015

9 september, een onderscheiding

Zaterdag 9 [September] Mij heden veel beter bevindende, ontving ik des voormiddags een bezoek van Van Sloten, Ruitinga1, de beide Boelens, Wentholt en de Lieutenant Schroeder van de Pontoniers, en begaf mij des avonds weder op het appel te 5 uren. Heden kregen wij tijding uit het hoofdquartier wegens het ophanden zijd vertrek van onzen capitein en Lieutenant, als gedestineerd naar de Westindische coloniën.
Een onzer cameraden, (Gerrelsma)2 wort wegens verregaande nonchalance in den dienst, naar den Staf getransporteerd, en voor 3 maal vierentwintig uren in de prison gebragt. Ik ontving ook een brief van mijn geliefde vader, die mij schrijft dat allen thuis welvarende zijn, als mede dat mijn broeder Frisius, Lieutenant onder het Bataillon Jagers No. 27, zich volgens ingekomen berigten wel bevond, en door Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden tot Ridder van de Militaire Willems­orde, benevens mijn neef Nauta, waren benoemd en 6 uren van Parijs, te Malignon was gecanton­neerd. Op zijne gezondheid en benoeming wierd dien avond in onze Sociëteit bij de veuve Warlus, een goed glas wijn door mij en onze overige camaraden gedronken.
Een onzer camaraden wort op het onverwachts zeer ernstig ziek, men vreest voor eene zinking koorts.



Het Kruis Militaire Willems-orde Ridder 4e klasse. Scan en tekening door Robert Prummel, Wikimedia Commons, licentie Cc BY-SA 3.0




1 hoogstwaarschijnlijk Douwe Watzes Ruitinga (Leeuwarden 1793-Franeker 1845), rijksbelastingontvanger te Langweer (1831), en bij overlijden rijksontvanger te Franeker.
2 Jentje Petrus Gerlsma (Hindeloopen 1794-Gaasterland 1824), zonder beroep, zoon van Sicco Gerlsma, vrederechter te Hindeloopen en lid van Provinciale Staten van Friesland. Hij is verdronken in een sloot tussen Balk en Wijckel.

dinsdag 8 september 2015

8 september, brand!

vrijdag 8 Dito Heden morgen was ik ongesteld, ten minsten niet gedisponeerd om het appel bij te wonen wegens eene vrij hevige diarrhee, eene kwaal waaraan velen van onze compagnie labo­reerden1, warschijnlijk veroorzaakt door het slechte bier, onze gewone drank onder het middagmaal. Om den ledigen tijd thuis te verdrijven, hield ik mij bezig met brieven aan mijne goede vrienden in Vriesland te schrijven en aan mijne geliefde ouders inzonderheid. En tusschen beiden ging ik in mijne eenzaamheid een kleine wandeling doen in de nabijheid van ons quartier. Des avonds kwamen Tinco en Nauta een kop fransche koffij, koffie noir, drinken, dat nog al één van de smaakelijkste Fransche dranken is en dien zij zeer goed weten klaar te maken.

Eglise Saint-Martin in Jenlain, gebouwd in 1752 en herbouwd in 1865. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.

Onder des dat wij een smakelijke pijp roken, wort op het onverwagtst omstreeks 7 uren de allarm klok in het dorp geluid en men hoort in de verte en telkens al nader het geroep van au feu, au feu! Alles loopt naar buiten: onze hospes, hospita en de gansche famille en van verre zien wij de vlam in het bovenste gedeelte van het dorp opstijgen en ontdekten spoedig dat onze wagt in de brand stond. Ieder Franschman was in de weer, de eene met een schep, de ander met enig ander werktuig, om derwaards te gaan en hulp toe te brengen. Gejammer en ellende door het gansche dorp! Doch geen van allen was in staat enige hulp van aanbelang toe te brengen. Door de goede vigilantie2 van de onzen, waarvan er enige dadelijk op het dak, dat geheel uit riet bestond, klommen, en de boel van boven scheurden en door het spoedig aanbrengen van water, het geen uit de naaste putten en be­ken gehaald wierd, wierd men den brand spoedig meester en alles kwam weder in rust. Slegs een geweer, een randzel en een chakos verbranden. Door de onvoorzichtigheid van twee onzer camera­den had het stroo dat rondom in het wagthuis gespreid lag, vuur gevat en had zich dadelijk zodanig verspreid dat de vlam zeer spoedig boven tot het dak uitsloeg.


1 laboreren: lijden, sukkelen (Dikke van Dale).
2 vigilantie: waakzaamheid (Dikke van Dale).

maandag 7 september 2015

7 september, wandeling naar Sebourg

Donderdag 7. dito Nauta, Rompel, Stern, en mijn persoon doen heden een wandeling naar het dorp Sebourg, een 3 quart uur van hier gelegen. Den weg derwaards is alleraangenaamst en men heeft telkens de voortreffelijkste en schilderachtigstste gezigten. Het dorp op zich zelve is klein en levert niets merkwaardigs op, als de fraaije bouworde van de kerk en deszelfs toorn. Nabij het zelve legt een fraay casteel, toebehorende aan den marquis De la Cosse, een schoonbroeder van den graaf De l’Espaing, maire van Jenlain. Wij bezagen desselfs buitengoed en gingen ongevraagd alle de allée­ën doorwandelen tot zeer nabij desselfs huis, dat van een vrij moderne bouworde was, staande op enen enigzints verheven grond, rondsom van groen-terrassen voorzien en geheel wit gepleisterd, zo als overal in geheel Frankryk de smaak is. De aanleg der plaats is fraij en smaakvol. Hier zagen wij een fraaije brug, zeer kunstig zonder stijlen over een brede vijver liggende,  als mede een kleine waterval in het bosch, zeer natuurlijk en met kunst gemaakt. De grote vijver gaf ook een schoon gezicht: de aardige natuurlijke brug enkel van ruwe boomstakken gemaakt, de ijskelder, de banken ad id. leverden voor ons wandelaren een niet onaangenaam tafereel van natuur en kunst op.


De markies en markiezin Delacoste bouwden tussen 1802 en 1806 in Sebourg een neo-classicistisch kasteel, dat in 1859 verder werd uitgebreid. (Oude ansichtkaart uit 1911, uitgever: Delsart).











In dit dorp lagen twee compagniën landmilitie. De lieutenant collonel Dolleman was op het casteel gelogeerd. Wij konden in het dorp zelve niets krijgen om ons te vervrisschen, als een ellen­dige teug Fransche jenever die niet drinkbaar is. Een redelijke herberg is er niet te vinden. Wij vinden hier een affiche aangeplakt wegens een op handen zijnd feest te Valanciennes, La nativité de notre Dame, zijnde een feest dat daar alle jaren wort gevierd en wel doorgaans een dag a 7 of 8 duurt. Men noemt het ook Le kermis1.
In het weerom gaan passeren wij een groot bosch, meest uit populieren bestaande, die men hier veel vindt en komen te half 1 uur in de namiddag thuis. Na den eten gaan Nauta, Stern en ik het château2 van onzen maire le comte De l’Espaing bezien, dog het zelve had niets bijzonders. De plaats was nog al met eenige smaak aangelegd, uitgezondert eene grot van ruwe en een bijzonder zoort van zeer groote stenen, vrij net en vast op elkanderen gevoegd, geheel van heestergewassen en wild hout begroeijd, en een tempeltje op marmeren zuilen, het geen ook alreeds veel geleden had, was er weinig te vinden, dat enige opmerking meriteerden.
Lang was ik voornemens geweest dese plaats te bezien doch telkens was er iets tusschen beide gekomen, dewijl de graaf meest in Parijs is en heel zelden als in de herfst het casteel bezoekt, was het zelve in enen vervallene toestand. De environs alhier zijn fraaijer als die van Sint Saulve doch de inwoners op verre na zo braaf en goed niet. alles is hier vrij duur.
Heden ontving ik een brief van Tieteke uit Utrecht, geschreven en van de 4 Augustus gedateerd, mij door de heer De Wijs, die te Bruaij3 gecantonneerd ligt, toegezonden. Hoezeer reeds van ouden datum, was mij dezelve evenwel hartelijk welkom.


1 Kermis is in het Frans 'la kermesse'; Maria-geboorte of Onze-Lieve-Vrouw-geboorte, 8 september.
2 het tegenwoordige Château d'en Haut in Jenlain.
3 Bruay-sur-l’Escaut, een dorp aan de linkeroever van de Schelde, juist ten noorden van Valenciennes gelegen.

zondag 6 september 2015

6 september, uitbetaling van ons soldij

6. [September] Woensdag. Heden gaan wij weder jagen, doch doen wegens het regenagtig weder niets op. Wij eten hedenmiddag voort eerst Hollandsche haring, die wij bij onse cantinière hebben gekogt en die zeer goed is. Des middags was alles druk bezig met poetsen van zijn geweer en het wassen van ons lederwerk en te 5 uur weder het gewoon appel. Na het zelve doen Tinco, Stern en ik eene wan­deling, en ontmoet des avonds in ons nieuwe sociëteit mijn oude vriend de capitein Wagevier1, die op een naburg dorp gecantonneerd ligt, namelijk op het dorp Curgies, een uur van het onze gele­gen. Ik had hem in 9 jaren niet gezien. Wij verhandelden vele oude zaken en maken afspraak om hem des anderen daags een tegenbezoek te geven.
Hedenavond na het appel ontvingen wij ieder ons eerste tractement. Het mijne als corporaal bestond in 25 franks, hetgeen enigen (en ook mij) zeer wel te stade kwam, dewijl wij veel op het Hollands geld moesten verliezen, te meer daar ik mij niet in tijdt van Franschen munt had voorzien.





1 Carel Jacob Wagevier (Utrecht 1783 – Kampen 1826). Auteur van  Aanteekeningen gehouden gedurende mijnen marsch naar, gevangenschap in, en terugreize uit Rusland in de jaren 1812,1813 en 1814. ([Te] Amsterdam, J[ohannes] van der Hey, 1820).

zaterdag 5 september 2015

5 september, wandeling naar Le Quesnoy

De vestingwerken van Le Quesnoy. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.

Dingsdag 5. dito. Heden morgen groot 8 uren wandelde in gezelschap van Nauta en de beide Boe­lens1 naar de vesting [Le] Quesnoy, niet lang geleden door prins Frederik, welke het corps d’armee in dit noordelijke departement commandeerde, na drie dagen belegerings had ingenomen. De weg der­waards is zo als overal in Vrankrijk geheel bestraat en niet onaangenaam, de distantie is twee goede uren. Wij gingen in een koffijhuis aan de markt waar velen officieren kwamen, ons een uur à twee ophouden. Vlak voor het genoemde koffijhuis heeft men de parade plaats, er lag thans een bataillon Landmilitie. Na den stad nog eens doorgewandelt te hebben, die evenwel weinig remar­quabels opleevert en hier en daar vele sporen van verwoesting, door vorige oorlogen veroorzaakt, aan ons oog vertoonde, maakten wij ons wederom gereed om te vertrekken. Hier en daar vind men nog al enige vrij goede winkels, alwaar wij ons van sommige noodwendige zaken voorzien. De fortresse is zeer sterk en bijkans zoude men zeggen, onneembaar. Buiten de stad lag een groot artilleriepark. Te 12 uren keerden wij weder huiswaards, zeer voldaan over dit uitstapje  en des avonds ging ik bij mijn cameraad Windels een pijp roken om ons journaal te suppleren.



1 Boelardus Augustinus van Boelens (Leeuwarden, 1791-Olterterp, 1830), zoon van Ambrosius Ayzo van Boelens en Susanna Cornelia Trotz, ongehuwd. Hij was van 1823 tot zijn dood vrederechter in Beetsterzwaag. De andere van Boelens is zijn volle neef en naamgenoot Boelardus Augustinus van Boelens (Leersum (koninkrijk Hannover), 1793- Groningen, 1842), zoon van Ayzo van Boelens en Eliza Pratje, kapitein der infanterie. Deze laatste B.A. van Boelens was korporaal bij de Vrijwillige Jagers en had als garde d'honneur onder Napoleon gediend.

vrijdag 4 september 2015

4 september, naar de kermis

4. [Sept.] Heden namiddag gingen Biersma, Boelens en ik naar het naburig dorpje, Et1 geheten, om aldaar de kermis te bezigtigen, alwaar wij ons vrij goed amuseren. Onderweg gingen wij bij een boer nabij dit dorp wonende, een pijp aansteeken en wierden hier allervriendelijkst ontvangen en genodigt om met hun aan te zitten en een glas bier te drinken. Hier vonden wij meer andere gasten die daar dien middags zoude eten, meest uit famille bestaande. Wij wandelden vervolgens met hun de kermis
rond, waren aanschouwers van een bal champêtre en begaven ons tegen 5 uren weder naar ons dorp om op het gewone appel tegenwoordig te zijn. Doch wierden door dien zelfden boer genodigd des avonds weder te komen, hetgeen wij beloofden.

Boerenkermis, houtgravure door K. Braun en Fr. Schneider (München, 2e helft 19de eeuw).
Rijksmuseum, Amsterdam, Publiek domein.

Na gehouden appel gingen wij weder in gezelschap van mijn broeder, Biersma, Van Schelle en Boelens om den avond in dat dorpje ons te amuseren en bleven daar enige tijd in de herberg om het dansen van de jonge boerinnetjes, die allerliefst naar de smaak als dametjes van fatzoen gekleed waren, te aanschouwen. Het bal wierd wegens de hitte van den dag naderhand in de open lugt in een boomgaard voortgezet. Wij namen mede deel aan dat vermaak. Het zelve wierd evenwel korten tijd daarna tot ons leedwezen gestoord door de aankomst van enige militairen welke in de ommestreken gecantonneerd3 lagen. Alle de meisjes die voor alles wat de militaire rok droeg, vrij schuw waren, namen op eens de vlugt en begaven zich naar huis, en alle vro­lijk­heid nam op eens een einde.
In deesen herberg ontmoeteden wij een officier van de Guarde de corps des konings uit Valan­cien­nes, die met rijkelijk op brandewijn regaleere, zodat wij allen en ook onze gastheer redelijk de hoog­­te kregen. Na afscheid van desen officier genomen te hebben, begaven wij ons naar het huis van onzen vriendelijken boer, even buiten het dorp wonende, en juist in onze passage leggende. Dezen onthaalde ons thans weder op alles wat zijne kelder en keuken opleverde, hetgeen juist niet zeer brillant, evenwel gulhartig wierd aangeboden. Het spijt mij zijn naam niet te hebben onthouden. Het was een snaaksche en grappige kerel, met wien wij ons zeer hebben geamuseerd. Hij was een lief­heb­ber van de musijk en scheen veel te houden van Fransche cantates op te dreunen. Ook was hij wel bekend met onse gereformeerde kerkelijke gezangen, waarvan hij er zelve een exemplaar voor den dag haalde. Hij verzogt ons, daarvan enige te willen opdreunen, hetgeen dan ook met luider stemme en tot onderlinge stichtinge geschiede. Hij zelve accompagneerde dit gezang met een vrij matige clarinet. Na ons hier wel geamuseerd en twee aardige lieve meisjes (zynde het eene de dog­ter van de boer, en den andere een nigtje), vaarwel gezegd en eens lekker gezoend te hebben, gin­­gen wij ons te groot elf uren in de nagt naar ons quartier begeven, met plan om onze visite des anderen daags te hervatten.

De kerk van Eth. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.

4 September. Heden morgen te 6 uuren marcheerden wij met de compagnie naar het dorp Famar[s], zo berugt wegens eene bataille welke in den jare 1793 op eene vlakte nabij gemelde dorp gelegen, door de Oostenrijkers tegen de Franschen, is geleverd en door de laatste gewonnen4. Op dese vlakte was het, dat ons bataillon, hetwelk op onderscheidene dorpen was gecantonneerd, zich des morgens verzamelde en waar de grote manoevres wierden uitgevoerd. Hetzelve is twee goede uren van Jenlain gelegen. De weg derwaards is niet onaangenaam, doch wegens de ongelijke weg die dan eens over hoogtens en dan weder in laagtens loop, zeer vermoeijend. Wij passeerden het dorp Presieaux5, alwaar wij een ogenblik halt hielden en ons wat ververschten. Het zelve is niet heel groot. Te 8 uren arriveerden wij te Famars en zagen de andere compagnien successivelijk arri­veren. 
Na hier circa 2 ½ uur geëxerceerd te hebben, keren wij te groot elf uur weder langs den zelfden weg huiswaards en waren haast voor één uur weder in onze quartieren. alle enigzints vermoeijd, wegens het dragen van den randzel, die behoorlijk van al het nodige moeste voorzien zijn. Des avonds te 5 uur hadden wij weder het gewoon appel dog wierden geëxcuseerd van de exercitie na het appel. Gingen daarna een wandeling in de omstreken doen.
Het was heden dat ons door de capitein wierd verboden om in de omstreken te jagen, dewijl de adjunct maire klagten bij den generael Stedman6 had gedaan wegens de moeyte en last welke door ons aan de boeren wierd veroorzaakt door het requireren van jagdgeweren en honden, iets waaraan wij ons nimmer hadden schuldig gemaakt doch hetgeen voornamelijk onder de officieren [ge]schiede. Wij krijgen evenwel hier omtrent behoorlijke satisfactie en gingen volgens gewoonte jagen.


1 Eth, een dorp noordelijk gelegen, bijna tegen de Belgische grens.
2 gecantonneerd: ingekwartierd bij burgers.
3 garde du corps: lijfwacht.
4 De Slag bij Famars, 5 km. ten zuiden van Valenciennes, werd op 23 mei 1793 uitgevochten tijdens de Vlaamse campagne, onderdeel van de Eerste Coalitieoorlog. Een geallieerd Oostenrijks, Hannovers en Engels leger onder bevel van prins Josias van Saxen-Coburg-Saalfeld versloeg het Franse Armée du Nord, geleid door Francois Joseph Drouot de Lamarche.
5 Présau.
6 Luitenant-generaal John Andrew Stedman (Zutphen 1778-Nijmegen 1833) leidde de Indische Brigade als onderdeel van het IIe legerkorps bij de Slag bij Waterloo. Onder zijn leiding lag de brigade van 30 juni tot 12 augustus voor Valenciennes, het zogenaamde Beleg van Valencijn (1815);  https://nl.wikipedia.org/wiki/Indiaansche_Brigade; https://nl.wikipedia.org/wiki/Beleg_van_Valencijn_(1815).