12. Augustus gingen wij het Bataillon te Famars op een
groot stuk bouwland de grote manoeuvres verrigten, De Kapitein Ploppert1 commandeert. Dese manoevres wierden vrij wel uitgevoerd.
Thans wort er eene Sociëteit opgericht, die evenwel vrij
sobertjes is, zoals overigens het gansche dorp. Ons leven is hier waarlijk
niet van het aangenaamste. Daarbij koomt nog, dat het dagelijks regenagtig
weder is, zodat het wasschen van witte linnense broeken en slopkousen aan de
orde van den dag is. De gedurige appels en exercities, het schoonhouden en
poetsen van onze wapenen, laten ons weinig tijd en lust over, om de anderzints
aangename omstreken te gaan bezigtigen.
Alle dag hebben wij met onze hospita onaangenaamheden over
de middagkost die vrij slegt is geprepareerd. Evenwel wort dezelve door
dreigementen van tijd tot tijd handelbaarder en vriendelijker, want als men de
schrik niet onder dat Fransche canaille2brengt, deugen zij geen duivel. Onze
mijnheer de boer overloopt ons zelden en is den meesten tijd uit om naar het
werkvolk te zien. Een luie jonge van 20 jaren, de oudste zoon, doet den
ganschen dag hoegenaamd niets als omlopen. Een gedienstige knegt, die daarvoor
rijkelijk met een borrel jenever door ons beloont wort, bezorgt ons het nodige
hout, stroo, etc. en is de beste van het gansche huisgezin. Alle dag zijn wij
met Madam in oproer, vooral ’s middags aan tafel openen zich de koddigste
tonelen van de wereld.
Dan roept er een: ‘Madam,
donnez nous du beurre’3, dan weder: ‘Madam,
donnez moi d’autre, la beurre est trop fort’4, en madam doet niets als heen
en weer lopen. Dan is het weder, ‘Madam, donnez moi du lait et
de l’eau.5’ Nauwelijks is Madam de deur uit, of er roept weder een ander: ‘Donnez des oeuf, nous n’en avons pas assez.6’
‘Mais mon dieu’,
is dan het antwoord, ‘nous n’en avons plus.
Je ne peus pas forcer les poules qu’ils pondent.7’ En zo
gaat dit alle dag … Vraagt men om koffij, chocola of iet anders, zo heeft Madam
dadelijk haar antwoord gereed met te zeggen: ‘Messieurs, nous n’en avons pas, mais demain nous le ferons venir de
Valanciennes8’ en dit antwoord krijgen wij telkens. Doch er koomt niets uit
Valanciennes tevoorschijn. Eén van onze cameraden blijft doorgaans thuis om de
pot te koken, anders loopt de boel in de war. Dit valt meest al De Jong te
beurt, dien wij dan gewoonlijk op het appel voor ziek doen passeren, hoewel hij
des middags zijn portie tamelijk gretig mee na binnen zendt.
Door de menigte amuseren wij ons vrij goed onder elkander
en komen ook zeer weinig het dorp frequenteren, tenminsten niet meer als wij
daar nodig hebben. Het geene mijn chagrin het meest vermeerdert is, dat ik
tot nu toe gene de minste tijding van mijne ouders heb ontvangen. Daar ik reeds gedurende onze reis vijf brieven geschreven heb, dit
maakt mij zeer ongerust. Ik zag dus dagelijks met een reikhalsend verlangen
naar een brief uit.
Auteur: Kenneth Allen, http://www.geograph.ie/photo/4136414, license CC BY-SA 2.0.
Zo sleten wij hier onze dagen, hetgeen ieder begon te
vervelen. Ook wierden er verscheide van de compagnie onpasselijk door het
gestadige natte weder en het lopen door de morsige wegen. De Jong
wierd ook een dag ongesteld, doch was des avonds weder op de been. Onze amusementen
te huis bestonden veelal met op de ezels te rijden. Nauta vooral was hier van
een groot liefhebber, doch eens smeet hem de ezel er af en hij viel met zijn
gat in de stront, ik meende het uit te gillen van lachen! Hij kwam er met ene
natte derrière af. Ook gingen wij wel eens gezamenlijk, of in deputatie, de
hoenders die boven opgesloten zaten, bezoeken en doorgaans wierden er enige slagtoffers
uitgehaald om des anderen daags ons tot eene kragtige zoep te verstrekken. Ook
wierden de tuinvruchten van Madam behoorlijk nagezien en de nodige provisie
voor de keuken gehaald. Somtijds ontvingen wij bezoeken van onze cameraden en
gaven tegenbezoeken, doch zeer zeldzaam.
1 Wie weet meer over deze officier? Ik heb alleen deze vermelding van een Ploppert gevonden: in 1801 laat Joannes Ploppert, militair, afkomstig
uit Fulta (Fulda?) een dochter dopen in de R.K. parochie van Brielle. Moeder is
Machtelena Sas, afkomstig uit Den Haag.
2 canaille: 1 gepeupel; 2 (in 't bijz.) gemeen vrouwspersoon (bron: Dikke van Dale).
2 canaille: 1 gepeupel; 2 (in 't bijz.) gemeen vrouwspersoon (bron: Dikke van Dale).
3 'Mevrouw, geef ons boter'.
4 'Mevrouw, geef me andere, de boter is te hard'.
5 'Mevrouw, geef me melk en water'.
6 'Breng eieren, we hebben te weinig'.
7 'Mijn God, we hebben niet meer eieren. Ik kan de kippen niet dwingen te leggen'.
8 'Mijne heren, we hebben het niet meer, maar morgen zullen we het uit Valenciennes laten komen'.
4 'Mevrouw, geef me andere, de boter is te hard'.
5 'Mevrouw, geef me melk en water'.
6 'Breng eieren, we hebben te weinig'.
7 'Mijn God, we hebben niet meer eieren. Ik kan de kippen niet dwingen te leggen'.
8 'Mijne heren, we hebben het niet meer, maar morgen zullen we het uit Valenciennes laten komen'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten