16. Augustus. Niet veel bijzonders
voorgevallen.1 Ik had heden de wagt op de
voorposten. Valanciennes legt maar een quartier uur gaans van ons en wij kunnen
de Fransche schildwagten, zijnde douaniers, en Nationale guardes duidelijk zien
staan. Onze hoofdwagt is in eene oude smederij en is vrij morzig. Gelukkig
zijn hier twee goede herbergen, in eene van welke wij onze Sociëteit hebben
opgerigt, bij Monsieur Fallij Jolie. Een leelijke schoelie van een Franschman, doch
zijne dogter Mamzel Izabelle is zo veel te liever en een vriendelijke aardige
meid. Het andere logement is van Monsieur Potin Fatin, dog hier is niet veel te
doen. Onze colonel geeft ons hoop van eerstdaags permissie voor ons te zullen
verkrijgen om naar Valenciennes te gaan.
Spotprent van een soldaat en een dienstmeid, getiteld De zeventiende beproeving, anoniem, 1828. Rijksmuseum, objectnr. RP-P-1906-5680, Publiek domein
[ii] Vanaf hier is een stuk van
het Dagverhaal door Wumkes gepubliceerd in De Vrije Fries 23 (1915) 213-218, zie http://images.tresoar.nl/wumkes/periodieken/dvf/dvf-0356-1915-23.pdf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten