18 Julij. Op marsch naar het dorp Nunspeet 7 ½ uur van Zwol
gelegen. De marsch derwaards was zeer vermoeiend daar het vooreerst zeer warm
weder was, en wij altoos door het gulle
zand moesten marcheren. Wij hadden het geluk van de randsels, op eene expres
daartoe gehuurde bagage wagen te mogen leggen, waartoe ieder zijne quota
betaalde. Dog de geweren die nog al vrij zwaar waren, maakten het marscheren
op den duur moeilijk ten minsten voor velen, die hier aan nog niet gewoon
waren. De weg liep grotendeels meest door onafzienbare bosschen en somtijds
langs heivelden. Weinig belangrijke plaatsen uitgezonderd enige herbergen
passeerden wij op weg. Eindelijk was ieder zeer verheugd, dat wij de plaats van
onzen bestemming naderden, alwaar wij weder den nagt zouden doorbrengen. Niemand had veel verwagting van dit plaatsje en van derzelver inwoners - wij
hadden hier omtrent in Zwol al de onaangenaamste berigten ingewonnen en de
uitkomst heeft het ook bewezen. Het is een allerjammerlijks dorpje op de wilde
en woeste heide gelegen en waar zeer weinig vermogende lieden wonen.
Wat verder van het dorp is het bosrijker
en heeft men nog al vrij goede boerderijen.
Boerderij in Nunspeet, mogelijk laat 18de eeuw. Door: Rosenberg, H.P.R. (Fotograaf) (wiki) | Licentie: CC-BY-SA-3.0-NL.
Na de uitdeling der billetten was het mijn lot om nog een klein uur verder te marcheren, met mijn zwaar geladen randsel op den pokkel, naar een afgelegen boereplaats, alwaar ik met nog twee mijner kameraden, Eger1 en Van der Werf was gebilleteerd. Na veel vloeken en kattrementen kwamen wij er eindelijk en vonden zeer goede en geschikte menschen. De arme boer was op het gezigt van drie militairen eerst geheel van zijn stuk, dog onze goede behandeling en vriendelijke toespraak bragt hem weder tot zijne vorige bedaardheid terug en wij maakten spoedig kennis. Het diner, hoewel uit aardappels en erwte peulen door elkander gekoeskoesd, bestaande, smaakte ons vrij wel en wij vraten als wolven. Na nog eene wandeling in mijne eenzaamheid door de omgelegene bosschen gemaakt te hebben, die waarlijk schilderagtige Geldersche gezigten opleverden, en na nog een half uur aan mijn geweer gepoetst te hebben, begaven wij ons gezamelijk op een zagt bed van stro ter ruste en sliepen zeer spoedig in. Dit was de eerste maal, dat ik op stro moest slapen doch het beviel mij zeer goed. Des morgens, den [....]
1 Rijkwijn Jacobus Eger (Leeuwarden 1789-Bolsward 1853), zoon van Johannes Eger, apotheker en Mintje Fokkens. Bij overlijden was hij klerk en ongehuwd.
Men heeft waarschijnlijk de Hessenweg midden over de Veluwe gelopen en is waarschijnlijk langs de herberg De Zwijnenberg, hoogstwaarschijnlijk de herberg De Dellen en mogelijk de herberg Het Soerel gepasseerd.
BeantwoordenVerwijderenDank u wel voor deze waardevolle aanvullende informatie!
Verwijderen