woensdag 2 september 2015

2 september, op jacht

2 dito. Heden morgen gingen Nauta en ik in de omstreeken jagen. Doen veel patrijsen op, doch kun­nen met onze zware geweren geene treffen. Ontmoeten onze Capitein, Wentholt1 en Simon. Daar wij niets opdoen, amuseren wij ons met op het wit te schieten.
Des namiddags hervatten wij onze jagt weder. Doen weder heel veel patrijzen op, doch krijgen er geen, begeven ons als zo jagende naar Grand Worni2, een aardig gelegen dorpje, om desselfs zon­der­linge ligging wel de moeijte waard om te zien. Wij blijven daar in een herberg of kroeg een glas bier drinken, hetgeen nogal vrij goed smaakte en ons door eene jonge aardige vrouw wierd toege­diend.
Van hier begaven wij ons meer binnenwaarts in het dorp. De huizen ziet men hier dan eens op hoog­ten in niet onaardige groeperingen, dan eens geheel in de laagte gebouwd, het geen een zeld­zaam gezigt oplevert. Wij gingen hier nog eene andere herberg, welke ons wierd aan­­gewezen [en] alwaar men brandewijn en jenever verkogt, opzoeken en onze mond op dit Hollandsch geagt product - zo wij hoopten - vergasten, doch de Franschen jenever is niet te gebruiken als om zich te wasschen.

Boerderij aan het begin van Wargnies-le-Grand gelegen. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.

Wij namen, na het gansche dorp rond gewandeld en alle merkwaardigheden beschouwd te hebben, onsen weg langs eene andere kant weder huiswaarts. En bezagen en passant nog eene capel, alwaar het beeld van Onsen L[ieve] H[eer] leevensgroote aan het kruis hing en beneden het zelve het beeld van Maria, en nog eene andere, geknield, alles nogal vrij wel gebeeldhouwd. Ook zag ik er een paar krukken staan, die aldaar bewaard bleven, zeide men ons, tot een gedenkteken, dewijl eene kreu­pele, enkel door het aanraken van het beeld, wederom van zijne kreupelheid hersteld en genesen was en zijne krukken daar had laten staan. Toen wij aan een jonge[n] vroegen wat of die capel bete­ken­de, welke wij hem van verre wezen, antwoorde hij: Ici loge le bon Dieu."3
Thuis komende, aten wij met smaak van een wel gepraepareerde melksoep of soupe au lait, onze gewone avondmaal uitmakende en bij de Franschen zeer geroemd. Onze hospita wierd thans van dag tot dag vriendelijker. Dese avond hielden wij inspectie.
Nog heb ik vergeten te melden, dat heden morgen de Capitein, de Lieutenant Lutjes, de Kapitein Ezau, van de trein4, bij ons een pijp kwamen roken en eene advocate borrel drinken.


1 Jan Wentholt (*Franeker 1792), Tweede luitenant van de Compagnie Vrijwillige Friese jagers, zoon van Ludolf Reinier Wentholt, burgemeester van Franeker. Hij trouwde in 1817 met jkvr. Christina Helena Geertruida Lycklama à Nijeholt en was controleur der directe belastingen en rijksbetaalmeester.
2 Wargnies-le-Grand.
3 "Hier woont Onze Lieve Heer."
4 trein: (mil., veroud.) legertros.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten