De vestingwerken van Le Quesnoy. Foto Martha Kist, licentie CC BY-SA 3.0.
Dingsdag 5. dito. Heden morgen groot 8 uren wandelde
in gezelschap van Nauta en de beide Boelens1 naar de vesting [Le] Quesnoy, niet lang
geleden door prins Frederik, welke het corps
d’armee in dit noordelijke departement commandeerde, na drie dagen
belegerings had ingenomen. De weg derwaards is zo als overal in Vrankrijk
geheel bestraat en niet onaangenaam, de distantie is twee goede uren. Wij
gingen in een koffijhuis aan de markt waar velen officieren kwamen, ons een
uur à twee ophouden. Vlak voor het genoemde koffijhuis heeft men de parade
plaats, er lag thans een bataillon Landmilitie. Na den stad nog eens
doorgewandelt te hebben, die evenwel weinig remarquabels opleevert en hier en
daar vele sporen van verwoesting, door vorige oorlogen veroorzaakt, aan ons
oog vertoonde, maakten wij ons wederom gereed om te vertrekken. Hier en daar
vind men nog al enige vrij goede winkels, alwaar wij ons van sommige
noodwendige zaken voorzien. De fortresse is zeer sterk en bijkans zoude men
zeggen, onneembaar. Buiten de stad lag een groot artilleriepark. Te 12 uren
keerden wij weder huiswaards, zeer voldaan over dit uitstapje en des avonds ging ik bij mijn cameraad
Windels een pijp roken om ons journaal te suppleren.
1 Boelardus Augustinus van Boelens (Leeuwarden, 1791-Olterterp, 1830), zoon van Ambrosius Ayzo van Boelens en Susanna Cornelia Trotz, ongehuwd. Hij was van 1823 tot zijn dood vrederechter in Beetsterzwaag. De andere van Boelens is zijn volle neef en naamgenoot Boelardus Augustinus van Boelens (Leersum (koninkrijk Hannover), 1793- Groningen, 1842), zoon van Ayzo van Boelens en Eliza Pratje, kapitein der infanterie. Deze laatste B.A. van Boelens was korporaal bij de Vrijwillige Jagers en had als garde d'honneur onder Napoleon gediend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten