woensdag 15 juli 2015

15 juli, van Steenwijk naar Meppel

15 Julij. Des morgens weder te 6 uren van daar naar Meppel, zijnde eene marsch van ongeveer 4 uren.


Gezicht op Meppel door J. Poppel, ca. 1860

Het weder was thans allerschoonst, onze wandeling liep langs een binnenpad, door allerschoonst korenvelden en bosch. Ieder was opgeruimd en vrolijk, en zeer voldaan over hupsche behandeling der Steenwijkers. Tusschen beiden hielden wij nog eens halte bij een herberg alwaar men weder op de grote weg koomt en marcheerden vervolgens door tot Meppel, alwaar wij zoo ongeveer te 10 uren des morgens arriveerden, en more solito1 door de Landstorm plechtstatig wierden  binnen gehaald.
Wij hadden dus gene zeer vermoeijende marsch gehad. Hier zouden wij den volgenden dag rustdag houden. Ik kreeg een zeer goed billet bij eene mijnheer Kiers2, een bierbrouwer, alwaar ik excellent wel logeerd was. Na mij een weinig verfrischt te hebben ging ik het plaatsje eens rondwandelen en mijne andere kameraden eens bezoeken. Vervolgens ging ik de kennis van mijne nieuwe hospes en hospita maaken, die mij zeer vriendelijke en geschikte lieden voorkwamen. Er was ook een lieve dogter in huis, een meisje van ongeveer 17 à 18 jaren, die er zeer wel uit zag, dog ik kwam ze des voormiddags niet te zien. De natuurlijke beschroomdheid voor alles wat militair is, houdt veeltijds alle meisjes terug. Ook wisten de menschen nog niet wie ik was, en aan de rok kan men zo dadelijk niet weten of er een fatsoenlijk man onder steekt, voornaamlijk den soldaten rok. Aan tafel komen­de, ontdekte ik nader mijne staad welke ik in ’t politieke bekleedde, en nu was de kennis spoedig gemaakt. Deeze mijnheer was te voren advocaat geweest, dog geen smaak in dat metier vindende, was hij van advocaat brouwer geworden en het ging hem thans zeer goed. De man had evenwel zijn vorig metier niet geheel vergeten, maar sprak met veel oordeel over de thans in zwang zijnde wetten en wetboeken, over de hedendaagsche practijk en over lectuur van smaak. De moeder des huizes, was een heele zagte goede vrouw en de jonge juffrouw, een allerliefst en zo het mij voor­kwam zedig meisje. Zij sprak weinig, dog goed. Ik had het geluk niet van naast haar geplaatst te wor­den, mogelijk was mama heimelijk bang, dat wij eene al te familiaire kennis zouden maken. Na den eeten ging ik met mijn vriendelijke hospes eene promenade maken buiten de stad of dorp, zo als het dan heeten mag. De wandelingen waren hier juist niet zeer fraaij, en liep meest langs weiland, dat hier zeer goed is, en vervolgens door een expres voor de wandelaars aangelegd bosje, dat zich niet wijd uitstrekte. Vervolgens gingen wij thuis thee drinken en de avond in de Sociëteit passeeren, die hier zeer goed is. Hier ontmoetede ik mijn oude academievriend Kimmel3. Beide waren wij zeer verheugd elkander te zien, veele oude dingen van onze academietijd wierden thans verhan­deld. Hij verzogt mij des anderen daag bij zich op een borrel het geen ik dan ook accepteerde. Ver­volgens ging ik weder naa enige aangename ogenblikken in de Sociëteit gesleten te hebben, met mijn hospes naar huis.




1 volgens gebruik.
2 Albertus Jans Kiers (Batavia 1767-Meppel 1842), Schulte van Beilen (1796-1802), mr. brouwer, advocaat, ontvanger onbeschreven middelen in Meppel. Hij huwde Meppel 1796 Clasina Blom (1776-1839). De genoem­de juffrouw is waarschijnlijk dochter Aafke, geboren Beilen 1797.
3 mr. Johan Kymmell, (Havelte 1784 – Meppel 1829), notaris, lid Provinciale Staten van Drenthe (1822-1825) voor Meppel. Hij trouwde Norg 1811 met Tetje Elisabeth Tonckens (Westervelde 1790-Havelte 1877).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten