dinsdag 21 juli 2015

21 juli, van Putten naar Amersfoort

21 Julij. Des morgens te 6 uren gingen wij weder op marsch naar Amersfoort. De Landstorm van Putten deed ons uitgeleide voorafgegaan door hunne sappeurs, of bijle­mannetjes1, en een pragtig vaandel waarop het wapen van het dorp geborduurd was, bestaande in een hert, op algemene kosten van dit Corps vervaardigd zijnde.




Het wapen van de gemeente Putten





Wij trokken dus weder met alle mogelijke pragt en statie uit, begeleid door bijkans alle de inwoon­ders die ons vriendelijk vaarwel wenschten, en inderdaad onze agting en toegenegenheid, door hun vriendelijk gedrag hadden gewonnen. De landstorm begeleide ons tot het aangenaame en gastvrije dorp Niekerk te half weg gelegen, alwaar de keurige schutterij van die plaats ons weder een eind weg buiten het dorp opwagt en ons met alle krijgseer binnen geleijd onder eene fraaije muziek. De brave Burgemeester2 deeser plaats had reeds gezorgd dat wij op de beste wijse zouden worden gerecipi­eerd en verzogt onzen capitein om de compagnie hier wat te laten uitrusten. Er wierden voorts aan elke twee aan twee ververschingsbilletten uitgegeven. Ik kreeg er eene  bij de heer Schouten, een zeer vriendelijk man, die ons op een zeer goed dejeuné van vleesch brood en wijn onthaalde, dog ik verkoos en lekker kopje thee, waarbij ik mij altoos best heb bevonden, en het geen ordinair meer verfrissend is, als wijn. De twee uren welke wij hier vertoefden waren spoedig verdwenen en wij moesten weder op marsch.
Niekerk is een zeer net en florissante plaats, meest bestaande van de tabaksteelt, die hier zeer menigvuldig gebouwd wordt, en eene grote welvaart aan de goede ingezetenen verschaft. Na onze gastheer voor alle zijne beleefdheden vriendelijk bedankt en vaarwel gezegd te hebben, gingen wij weder afmarcheren. Wij wierden wederom als voren uitgeleid tot aan het Stichtsche territoir. De heer Schouten vergezelde mij tot zo verre en nam hier afscheid, mij vriendelijk inviterende om op ons retour langs deze plaats hem weder te komen opzoeken, het geen ik beloofde.
De Commandant der Schutterij onthaalde hier bij een herberg waar wij halte hielden ieder man van onze compagnie op een smaaklijk glaasje Schiedammer nat, het geen na eene marsch van een groot uur, in de sterke hitte, zeer aangenaam smaakte. Wij namen hier afscheid van de heren officieren van dit corps en marscheerden verder.
Om de stad Amersfoort te bereiken ik heb nog vergeten te melden dat, bij onse uitmarsch te Niekerk de heer Burgemeester, wiens naam ik vergeten ben, aan onze Eerste Luitenant Hanegraaf, die thans bij absentie van den capitein, het commando had, eene zeer kostelijken aanspraak deed (ik stond er te ver af om het alles te kunnen verstaan) welke door gemelde Lieutenant  zeer gepast en tot aller genoegen wierd beantwoord.
Thans zagen wij reeds de torens van Amersfoort in de verte schemeren, eene stad waarvan wij juist de gunstigste berigten alhier te Niekerk niet hadden ingewonnen en waartegen wij dus min of meer waren vooringenomen,  en men zal weldra zien dat wij in onze verwagting niet wierden bedrogen. Wij arriveerden hier zo ongeveer te half 12 uren en wierden met ons 18 manschappen sterk in één logement op de Beestemarkt op kosten van de stad ingekwartierd.


Mogelijk loogeerden de Jagers hier, Achter de Kamp 2, het vroegere adres Beestenmarkt 10, Amersfoort, de vroegere stadsherberg, nu Rijksmonument nr. 7798.  
Foto door Akoopal, Wiki loves Monuments, CC-BY-SA.


Dit begin was niet aardig en voldeed ons nog minder toen wij het logement zelve in oogen schouw hadden genomen, dat er vrij beroerd en niet zeer aanzienelijk uitzag. De heer kastelein alias Baa­bok3 scheen ook niet zeer ingenomen met zijne logeergasten en was zo brutaal dat het weinig scheel­de of wij hadden zamen handgemeen geworden. Deese questie wierd echter weder bijgelegd. Op onse vraag of hij niet ruim door de stad wierd betaald voor de moeijte en kosten van ons loge­ment, antwoorde de man kortweg: “Een schone beloning, God betert! Voor ieder man 15 stuivers, en dan nog zo veel gedonder aan de oren te moeten verdragen.”
Dit zeggen deed onze toorn enigzins bedaren. En in de grond gaf ik de man gelijk: dit was geene beloning. Wij voorspelden ons dus niet veel goeds van het diné en hadden evenwel een vrij goede trek om het bouwvallige lighaam eenigzinds te versterken en op den beenen te houden. Eindelijk, de lang gewenschte maaltijd wierd opgedischt en ziet: eene opgehoopte schotel of liever panne met groot bonen, vergezeld van 2 schotels vrij goed kalf- en rundvlees kwamen onzer disch versieren, voorafgegaan door eene ellendige rijstensoep met groentens, die niet lekker was. Voor ’t overige was een glas bier onze wijn. Een ieder evenwel sloeg zijne portie van 15 stuivers behoorlijk binnen zo goed en zo kwaad het dan mogt zijn. Spoedig helderden de oogen van onzen kastelein op en vrien­­delijker plooijen aan te neemen, toen wij in plaats van bier eenige vlessen beste rode wijn eisch­ten om gezamentlijk in partijen van 2 à 3 op de gezondheid van den Burgemeester4 te leedigen, die ons zulke schone logementen bezorgd had. Deeze heer kreeg behoorlijk zijne portie, en wierd  bij ieder glaasje gedagt en met vernieuwde heilwenschen bedronken.
Van dit ogenblik behandelde de man van het huis ons met meer distantie en scheen min of meer in twijfel te geraken, of wij wel gemeene zoldaten waaren, waarvoor hij ons in den beginne had aan­gezien. Dog wij verkozen niet langer onder dit gastvrije dak te verblijven en betaalden den man zijne 15 stuivers en den genoten wijn en wenschten hem alles goeds. Begaven ons voorts naar den vriendelijken heer Burgemeester, met oogenmerk om Zijn Edel groot agtbare de billetten alle weder ter hand te stellen, evenwel niet, dan na hem vooraf behoorlijk in decente termen eens de oren gewasschen te hebben over zijne mal honette5 handelwijze omtrent ons. Aan mij, waarde lezer, wierd de commissie opgedragen om dit met de behoorlijke decentie en in de behoorlijke termen en ter zake dienende te verrigten. Wij vonden evenwel den heer Maire niet bij de hand. Zijn Edele was onpasselijke of verkoos denkelijk liever niet te verschijnen maar hadden de eer desselfs beide zoons6 te mogen ontmoeten, die dus in eene drie dubbelde maat, de portie ontvingen die papa was toege­dagt, met vriendelijke sollicitatie daarvan aan zijn edele behoorlijk rapport te doen. Deze  beide heren haalden de schouders op en zeiden ons dat papa hiervan niets had geweten en gooide de schuld op de Commissie van inquartiering.
Ik stelde hun Edele vervolgens de 18 billetten ter hand en berigtte hun dat alles in het logement was betaald en wij geene de minste verpligting aan de stad Amersfoort, nog aan den heer Maire wenschen te hebben, daar wij niet als fatsoenlijke menschen maar als het gemeenste rappaille waren behandelt. En hiermede gingen wij vrij bruusk, dit huis verlaten, haalden onze wapens en randsels uit deze kroeg en voorzagen ons ieder met wien hij verkoos van betere logementen.
Ik ging met de heren Poppes7, Van der Aa8, De Graad9 en Borger10 in een logement, alwaar de diligence naar Utrecht afrijdt. Hier hadden wij het zeer goed, aten en dronken lekkertjes en wierden tot scha­de­vergoeding voor al het geledene door een lief bekje11 van een meid bediend, die enigzins onze ziedende gramschap en toorn op de Amersfoordsche natie, die geheel niet van de vriendelijkste is, tot bedaren bragt. Welk een onderscheid bij de ontvangst welke men ons te Niekerk had aangedaan! Op alle de plaatsen waar wij vervolgens passeerden, wierd ook de lof van den meergemelden Amers­foordschen bullebak uitgebazuind.
Onder de merkwaardigheden te Amersfoort verdient de buitenplaats, genaamd het huis te Ram­broek12, thans in een buitensociëteit herschapen, de eerste plaats. Deszelfs aanleg is zeer fraaij, onge­lukkig waarlijk dat deszelfs vorige bezitter door den loop der tijden in décadence geraakt, den pracht en rijkdom welke hier allerwegen scheen ten toon gespreid, en waarvan men nog de débris13 konde zien, niet langer heeft kunnen souteneren. Het schoonste eikenhout midst alle opgaande en van de zwaarste bomen wierden omver gehakt. Hier sleten wij eenen aangenamen avond, in een niet onaangenaam gezelschap van Amersfoordsche dames met hunne geleiders. Van hier gingen wij nog eens naar de Sociëteit (die weinig bijzonders heeft) en voorts uitslapen van de fatigues14 van dezen dag.



1 Een sappeur of "bijleman" was vroeger een militair die constructiewerken in directe steun voor het leger uitvoerde. Het woord is afkomstig van ‘sappe’, een loopgraaf die bij de belegering van een vesting werd gegraven en die bescherming moest bieden tegen vijandelijk vuur. Tegenwoordig kennen we de bieleman (bijlman) als iemand die voor op loopt in optochten van schuttersgildes. In het verleden was de functie van de Bielemannen om met hun bijlen eventuele hindernissen uit de weg te ruimen.  De traditie wordt in ere gehouden door ze te laten meelopen in optochten tijdens feestweken en kermissen in het zuiden en oosten van Nederland.
2 mr. Engelbert George Ardesch (Harderwijk, 1769-Nijkerk, 1849) was 1811-1849 burgemeester van Nijkerk. Hij was één van de homines novi die in 1795 aan de macht kwamen (in 1795 was hij lid van de Staten van het Kwartier van Elburg), 1815-1847 lid Provinciale Staten van Gelderland.
Een Babok is een domoor, lompert, (ruw) onbeschoft mens.
4 Mogelijk mr. Otto Scheltus, heer van Leusden (Amersfoort 1764-Amersfoort 1837). Hij was vanaf 1812 één van de drie burgemeesters van Amersfoort, totdat in 1823 het driemanschap werd afgeschafd, waarop hij als burgemeester aanbleef. In de lijst van burgemeesters van Amersfoort op Wikipedia wordt hij echter als eerste burgemeester genoemd, in functie van 1816 tot 1837. Zijn vader Isaac Scheltus (1739-1800), die eveneens burgemeester van Amersfoort was geweest, had twee panden aan de Kortegracht (thans nr. 9 en 11) gekocht, waar zijn zoon Otto mogelijk ook woonde.
malhonnêtte: onredelijk, oneerlijk.
6 Otto Scheltus had in totaal drie zoons, namelijk Isaac (1791-1855), Carel (1793-1869) en Johannes Marinus (1796-1819).
7 Bauke Poppes, geboren Lemmer 1793, is vierde sergeant bij de Vrijwillige Jagers. Hij was in 1813 aangewezen als garde d'honneur 3e regt. gardes d'honneur maar vervangen door Johannes Meiners. Zijn tweelingbroer Anne Poppes staat als jager op de deelnemerslijst van het Corps Vrijwillige jagers. Hun ouders zijn rijke kooplieden in Lemmer, hun oom van moederszijde koopman en maire van Heeg.
8 Christianus van der Aa (zie blog 13 juli) is de zwager van Bauke en Anne Poppes, hij is op 22 juni met hun zuster Eelkje getrouwd.
9 Ane Jans de Graad (Lemmer 1794-Lemmer 1839), klerk, zoon van een grofsmid aldaar.
10 Jelle Annes Borger (Joure 1793-Joure 1841), zoon van een koopman/jeneverstoker; later ambtenaar in Batavia, keerde na zijn pensionering terug. Zijn broer was de beroemde Elias Annes Borger, vanaf 1813 hoogleraar in de theologie te Leiden.
11 gezichtje, snoetje.
12 Tegenwoordig bekend als Huis Randenbroek. De beroemde architect Jacob van Campen erfde huis en landerijen in 1626 en overleed er in 1657. Volgens de Statistieke beschrijving van Gelderland, uitgegeven door de Commissie van Landbouw in dat gewest (Arnhem 1826) 318, bevond zich in het park Rambroek een bijzondere boom, de zilverpijn (pinus pinea), die mogelijk in de tijd van Jacob van Campen geplant zou zijn: dezelve was, in 1811, op eene hoogte van 12 palm 6 duim boven den grond, uitgegroeid tot 39 palm 2 duim in den omtrek. Volgens amersfoortopdekaart.nl werd het park in 1814 in Engelse landschapsstijl heringericht. Op grond van de beschrijving van Van Hylckama moet de herinrichting echter na juli 1815 hebben plaatsgevonden.
13 débris: resten, brokstukken.
14 fatigues: vermoeienissen, uitputtingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten