vrijdag 17 juli 2015

17 juli, van Meppel naar Zwolle

17 Julij. Des anderen daags morgens wekte mij de aardige meid van Kiers reeds bij tijds, en had de koffij­pot en al het nodige voor ’t ontbijt reeds gereed, zodat ik op mijn gemak nog kon ontbijten in het geselschap van mijn vriend Kiers. Van de andere familie had ik des avonds of liever des nagts reeds afscheid genomen en dit afscheid met een hartelijke kus aan moeder en dogter bezegeld.
Eindelijk sloeg het uur van ’t appel, ik zeide dese hupsche man vaarwel, die de  vriendelijkheid had als mede desselfs vrouw, van mij bij mijn retour langs deese plaats weder bij zich in billet te vragen. Ik was te wel voldaan over mijn logement, dan dat ik zulks niet gereed zoude accepteren.
Wij wierden weder met alle staatie uitgeleijd door de heeren piekeniers welke ons, onder gestadig getrom en gefluit, tot een half uur distantie van de plaats convoyeerden, alwaar wij geënbarqueerd wierden en onder het luid geroep van ‘Vivat de Koning’ afscheid van deese dappere wapenbroeders namen. Inderdaad, die goede Meppelaars hadden ons zeer vriendelijk ontvangen. Wij stevenden met eene goede voor de wind voorwaarts en naderden heel schielijk Zwartsluis alwaar wij onder het slaan van de watermarsch  binnen zeilden en een half uur aan wal vertoefden om nog eens het nodige ontbijt en de nodige nectar te gebruiken. Deese plaats heeft weinig bijzonders. Eenige van onze wapenbroeders hadden zich wat verre uit blote nieuwsgierigheid van honk begeeven en hadden het appel van den halve maan niet tijdig genoeg gehoord, zodat wij reeds weder onder zeil waaren eer zij de plaats alwaar wij afvoeren hadden bereikt. Zij waren dus genoodzaakt een wagen te nemen en ons  ten lande te volgen, want onze Lieutenant wilden niet weder aan land varen, en de man had ook groot gelijk, want discipline moet onder het militaire gehandhaafd worden.
Wij zeilden vervolgens met een goeden wind spoedig voort en zagen Zwol reeds vlak voor ons leg­gen. En op een half uur afstands van deese stad, vlak voor de buitenplaats van de Juffrouw Spiering, stapten wij aan wal, namen onsen ransels weder op de rug en marcheerden voorts in order Zwol bin­nen, na eerst voor het logement van Ter Zwegen bij de Kamperpoort een moment halte gehouden te hebben. Hier sprak ik mijn vriend Willem Haersolthe1, die reeds van ons arrivement geïnformeerd zijnde, ons buiten de stad kwam opzoeken en zeer vriendelijk inviteerde om bij hem die nagt te loge­­ren.


De Kamperpoort te Zwolle door Cornelis Felix, ca. 1830 (Stedelijk Museum Zwolle).

Vervolgens trokken wij de stad binnen onder toeloop van een ontzaglijke meenigte nieuwsgie­rige mensen. Op het kerhof hielden wij halte en wierden door den commanderenden Generaal De Bruin geïnspecteerd. Vervolgens wierden de billetten uitgedeeld en ik kreeg een billet met mijn broeder bij de heer Haersolthe, alwaar wij zeer vriendelijk ontvangen wierden. Ik voorzag mij hier van eene le­dere[n]  geldriem, omdat ik mijne gerede penningen niet al te veilig in den randsel reekende waarin ze gedurende deese gansche reis altoos gehuisvest hadden.
Over de stad en derselver environs2 zoude ik veel kunnen zeggen. Doch dezelve is te zeer bekend dat ik er veel nieuws van zoude kunnen mede delen het zij genoeg te weten, dat èn stad èn environs  bij alle lieden van smaak voor eene van de aangenaamste gehouden wordt. De wandelingen zijn voortreffelijk en in de stad vindt men heel veel pragtige gebouwen. Daarbij is dezelve heel ruim gebouwd, is wel bevolkt en de koophandel is er zeer florisant en levendig.
Na den eeten gingen wij met Haersolthe eene wandeling doen en dronken bij de Heer en Mevrouw Heerkens3, een academiekennis, een kop thee op haar aangenaam buiten verblijf, aan de IJssel gele­gen.

Vervolgens gingen wij de exercitie van het battaillon Schutterij bijwonen, die uitmuntend verrigt wierden, wordende dit battailon gecommandeerd door den kundigen chef de heer Thomassen à Thuessink4. De schone bende musicanten verdiende de grootste bewondering en was voortreffelijk, nimmer heb ik een zo wel gedisciplineerd corps gezien.  Dit afgelopen zijnde, keerden wij weder stadwaards en begaven ons vervolgen, na nog het een en ander aan mijne wapenstukken te hebben laten repareren, naar de Buitensociëteit5, alwaar ik verscheidene van mijne kennissen aantrof, als de Heren Rietberg6, Helmig7, Vos de Wael8 en meer andere die mij zeer vriendelijk recipieerden, en veel beleefdheid deden.
Het was reeds laat, en Haersolthe is gewoon vroeg te eeten, zodat wij te groot 9 uuren naar huis gingen Soupeerden, en vroegtijdig naar bed ons begaven, na mijne vriendelijke gastheer en vrouw voor hunnen beweesene vriendschap bedankt te hebben want het was des morgens weder vroeg dag voor ons. na eene aangename Slaap genoten te hebben  en weder vrissche kragten voor den aanstaanden marsch verzameld te hebben, begaaven wij ons weder regts uit de flank op den morgen van den…



1 naar alle waarschijnlijkheid mr. Coenraad Willem Antoni baron van Haersolte, ook bekend als Van Haersolte tot den Doorn, (Leeuwarden 1783-Zwolle 1862), lid Provinciale Staten van Overijssel (1814-1861) van 1815 tot 1817 namens de ridderschap. Werd op 17 sept. 1801 als student in Groningen ingeschreven, te Harderwijk op 30 sept. 1803, waar hij op 19 juni 1804 promoveerde in de rechten. Hij trouwde Groningen 1805  Louise Christine Egbertine Francoise Hora Siccama (Groningen 1788-Zwolle 1862).
2 omgeving, omtrek.
3 mr. Franciscus Philippus Antonius Heerkens (Zwolle 1780-Zwolle 1865), promoveerde 1801 in Groningen, lid Schepenbank, later lid en president van de arrondissementsrechtbank te Zwolle, raadsheer in het Provinciaal Gerechtshof te Zwolle (1842-1858). Het NNBW typeert hem als ‘ijverig katholiek en verdienstelijk oudheid­kun­dige’. Hij was gehuwd met Maria Christina Rijseveld. Sinds 1805 was hij vennoot van Heerkens Schaepman & Co, een azijnfabriek in Assendorp (een wijk van Zwolle). Ook werden hier kaarsen voor de katholieke ere­dienst vervaardigd. De familie Heerkens bezat het buiten Hofvliet (huidig adres Katerdijk 1), dat tot 1972 op een eiland in de IJssel gelegen was. In 2012 is het huis door Stichting Stadsherstel Zwolle gerestaureerd.
4 Naar alle waarschijnlijkheid mr. Gerhard Jacob Thomassen à Thuessink, (Zwolle 1766-Zwolle 1830), thesau­rier en secretaris van Zwolle, lid Vergadering van Notabelen, 29 en 30 maart 1814, zoon van mr. David Thomas­sen à Thuessink (1734-1817), burgemeester van Zwolle.
5 De Buitensociëteit was gelegen buiten de stad in de wijk Assendorp op het latere adres Stationsplein 1, aan de Westerlaan; het gebouw is vervangen door nieuwbouw.
6 Mogelijk mr. Lubbertus Rietberg (Zwolle, 1784 – Zwolle, 1826), ongehuwd. Hij was gepromoveerd in de rechten en de letteren. In 1808 verscheen zijn eerste dichtbundel, gevolgd door nog een aantal andere. Hij was bevriend met de Zwollenaar Feith, wiens stijl hij navolgde.
7 mr. Michael Helmich (Zwolle 1735-1835), lid van de Eerste Nationale Vergadering (1796-1797) en lid van Provin­ciale Staten van Overijssel (1814-1818) had zeven kinderen. Vier van zijn zoons kunnen de Helmich zijn die Hyl­ckama heeft ontmoet, namelijk mr. Arnoldus Johannes Antonius (*1784), Theodorus (*1785), Petrus Franciscus (*1790) of Johannes Bernardus (* 1792).
8 mr. Arnoldus Johannes Vos de Wael (Venlo 1787-Ommen 1859), zoon van mr. Gerardus Everhardus Vos de Wael (1749-1830), burgemeester van Zwolle. Hij trouwde met zijn nicht Maria Anna Helmich (Zwolle 1789-1861), dochter van bovengenoemde Michael Helmich. Vos de Wael studeerde rechten in Groningen en promo­veerde in 1806. Hij was burgemeester van Zwolle (1813-1856) en lid van de gemeenteraad (1816-1856), lid van Provinciale Staten van Overijssel(1817-1848) en werd door hen verkozen tot buitengewoon lid van de Twee­de Kamer der Staten-Generaal in 1840. Lid van de Eerste Kamer (1848-1850), lid van de Raad van State in buitengewone dienst (1849-1859).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten